Monter — Français Néerlandais traduction52 traductions trouvé

monter (v) (technique) in elkaar zetten (v) (technique)
monter (v) (théâtre) opvoeren (v) (théâtre)
monter (v) (tension) zich opstapelen (v) (tension)
monter (v) (augmentation) toenemen (v) (augmentation)
monter (v) (prix) opstappen (v) (prix)
monter (v) (route) klimmen (v) (route)
monter (v) (technique) assembleren (v) (technique)
monter (v) (diamant) invatten (v) (diamant)
monter (v) (construction) in elkaar zetten (v) (construction)
monter (v) (tente) optrekken (v) (tente)
monter (v) (appareil électrique) hoger draaien (v) (appareil électrique)
monter (v) (montagne) beklauteren (v) (montagne)
monter (v) (augmentation) zich opstapelen (v) (augmentation)
monter (v) (prix) omhoog gaan (v) (prix)
monter (v) (construction) monteren (v) (construction)
monter (v) (tension) groeien (v) (tension)
monter (v) (prix) klimmen (v) (prix)
monter (v) (théâtre) uitvoeren (n) (v) (théâtre)
monter (v) (photographie) monteren (v) (photographie)
monter (v) (escalier) omhoog gaan (v) (escalier)
monter (v) (direction) stijgen (v) (direction)
monter (v) (construction) assembleren (v) (construction)
monter (v) (diamant) kassen (v) (diamant)
monter (v) (construction) in elkaar timmeren (v) (construction)
monter (v) (tente) opslaan (v) (tente)
monter (v) (tension) stijgen (v) (tension)
monter (v) (augmentation) groeien (v) (augmentation)
monter (v) (montagne) klauteren op (v) (montagne)
monter (v) (escalier) stijgen (v) (escalier)
monter (v) (construction) samenvoegen (v) (construction)
monter (v) (escalier) opklimmen (v) (escalier)
monter (v) (escalier) opgaan (v) (escalier)
monter (v) (théâtre) ten tonele brengen (v) (théâtre)
monter (v) (route) omhoog gaan (v) (route)
monter (v) (cinématographie) monteren (v) (cinématographie)
monter (v) (direction) opstijgen (n) (v) (direction)
monter (v) (technique) monteren (v) (technique)
monter (v) (escalier) opstappen (v) (escalier)
monter (v) (tension) oplopen (v) (tension)
monter (v) (théâtre) een voorstelling geven van (v) (théâtre)
monter (v) (tension) toenemen (v) (tension)
monter (v) (augmentation) oplopen (v) (augmentation)
monter (v) (route) stijgen (v) (route)
monter (v) (escalier) klimmen (v) (escalier)
monter (v) (technique) samenvoegen (v) (technique)
monter (v) (prix) stijgen (v) (prix)
monter (v) (technique) in elkaar timmeren (v) (technique)
monter (v) (cheval) rijden op (v) (cheval)
monter (v) (cheval) berijden (v) (cheval)
monter (v) (montagne) beklimmen (v) (montagne)
monter (v) (augmentation) stijgen (v) (augmentation)
monter (v) (prix) opklimmen (v) (prix)
Monter exemples21 par exemple trouvé
démonter demonteren
démonter uit elkaar nemen
démonter uit elkaar halen
monter contre tegen elkaar uitspelen
monter contre opstoken tegen
monter contre ophitsen tegen
monter en amazone in amazonezit rijden
monter en flèche sterk stijgen
monter en flèche omhoogschieten
monter en flèche spiraalsgewijs stijgen
monter en graine zaad vormen
monter sur bestijgen
monter une affaire de zich vestigen als
monter une entreprise de zich vestigen als
monter vertigineusement spiraalsgewijs stijgen
monter à bedragen
monter à bord aan boord gaan
monter à bord instappen
prêt-à-monter bouwpakket
se monter à oplopen tot
se monter à bedragen
Traduire Monter en d'autres langues
Traduire monter en Anglais
Traduire monter en Allemand
Traduire monter en Italien
Traduire monter en Espagnol
Traduire monter en Portugais
Traduire monter en Slovène
Traduire monter en Polonais
Traduire monter en Tchèque