Diminuer — Français Néerlandais traduction115 traductions trouvé

diminuer (v) (grandeur) verslappen (v) (grandeur)
diminuer (v) (jour) korter worden (v) (jour)
diminuer (v) (main-d'oeuvre) reduceren (v) (main-d'oeuvre)
diminuer (v) (faiblir) verslappen (v) (faiblir)
diminuer (v) (réduire) verminderen (v) (réduire)
diminuer (v) (décroître) slinken (v) (décroître)
diminuer (v) (grandeur) langzamer bewegen (v) (grandeur)
diminuer (v) (vitesse) verkleinen (v) (vitesse)
diminuer (v) (décroître) verminderen (v) (décroître)
diminuer (v) (effet) schaden (v) (effet)
diminuer (v) (prix) verminderen (v) (prix)
diminuer (v) (grandeur) kleiner worden (v) (grandeur)
diminuer (v) (vitesse) verminderen (v) (vitesse)
diminuer (v) (prix) afnemen (v) (prix)
diminuer (v) (main-d'oeuvre) verkleinen (v) (main-d'oeuvre)
diminuer (v) (grandeur) kleiner maken (v) (grandeur)
diminuer (v) (général) kleiner maken (v) (général)
diminuer (v) (main-d'oeuvre) verlagen (v) (main-d'oeuvre)
diminuer (v) (réduire) slinken (v) (réduire)
diminuer (v) (vitesse) langzamer bewegen (v) (vitesse)
diminuer (v) (main-d'oeuvre) afnemen (v) (main-d'oeuvre)
diminuer (v) (faiblir) kleiner worden (v) (faiblir)
diminuer (v) (décroître) teruglopen (v) (décroître)
diminuer (v) (tomber) afnemen (v) (tomber)
diminuer (v) (grandeur) afslanken (n) (v) (grandeur)
diminuer (v) (tomber) vertragen (v) (tomber)
diminuer (v) (faiblir) afnemen (v) (faiblir)
diminuer (v) (tomber) inkorten (v) (tomber)
diminuer (v) (faiblir) verkleinen (v) (faiblir)
diminuer (v) (grandeur) verminderen (v) (grandeur)
diminuer (v) (son) vertragen (v) (son)
diminuer (v) (prix) besnoeien (v) (prix)
diminuer (v) (son) slinken (v) (son)
diminuer (v) (grandeur) slinken (v) (grandeur)
diminuer (v) (valeur) afbreuk doen aan (v) (valeur)
diminuer (v) (main-d'oeuvre) besnoeien (v) (main-d'oeuvre)
diminuer (v) (quantité) verslappen (v) (quantité)
diminuer (v) (réduire) teruglopen (v) (réduire)
diminuer (v) (grandeur) minderen (v) (grandeur)
diminuer (v) (réduire) bedaren (v) (réduire)
diminuer (v) (tomber) minderen (v) (tomber)
diminuer (v) (quantité) afnemen (v) (quantité)
diminuer (v) (effet) verzwakken (v) (effet)
diminuer (v) (général) verminderen (v) (général)
diminuer (v) (décroître) bedaren (v) (décroître)
diminuer (v) (prix) bedaren (v) (prix)
diminuer (v) (main-d'oeuvre) verminderen (v) (main-d'oeuvre)
diminuer (v) (grandeur) bedaren (v) (grandeur)
diminuer (v) (prix) verlagen (v) (prix)
diminuer (v) (réduire) verlagen (v) (réduire)
diminuer (v) (son) bedaren (v) (son)
diminuer (v) (vitesse) vertragen (v) (vitesse)
diminuer (v) (main-d'oeuvre) verslappen (v) (main-d'oeuvre)
diminuer (v) (faiblir) bedaren (v) (faiblir)
diminuer (v) (réduire) afnemen (v) (réduire)
diminuer (v) (faiblir) teruglopen (v) (faiblir)
diminuer (v) (général) afnemen (v) (général)
diminuer (v) (vitesse) inkorten (v) (vitesse)
diminuer (v) (faiblir) verminderen (v) (faiblir)
diminuer (v) (tomber) verkleinen (v) (tomber)
diminuer (v) (faiblir) afslanken (n) (v) (faiblir)
diminuer (v) (grandeur) besnoeien (v) (grandeur)
diminuer (v) (vitesse) afnemen (v) (vitesse)
diminuer (v) (réduire) besnoeien (v) (réduire)
diminuer (v) (main-d'oeuvre) afslanken (n) (v) (main-d'oeuvre)
diminuer (v) (main-d'oeuvre) kleiner maken (v) (main-d'oeuvre)
diminuer (v) (valeur) verkleinen (v) (valeur)
diminuer (v) (faiblir) besnoeien (v) (faiblir)
diminuer (v) (quantité) bedaren (v) (quantité)
diminuer (v) (quantité) teruglopen (v) (quantité)
diminuer (v) (faiblir) verlagen (v) (faiblir)
diminuer (v) (réduire) verslappen (v) (réduire)
diminuer (v) (grandeur) vertragen (v) (grandeur)
diminuer (v) (son) verminderen (v) (son)
diminuer (v) (vitesse) minderen (v) (vitesse)
diminuer (v) (général) verkleinen (v) (général)
diminuer (v) (décroître) kleiner worden (v) (décroître)
diminuer (v) (prix) reduceren (v) (prix)
diminuer (v) (réduire) verkleinen (v) (réduire)
diminuer (v) (grandeur) verkleinen (v) (grandeur)
diminuer (v) (son) langzamer bewegen (v) (son)
diminuer (v) (réduire) afprijzen (v) (réduire)
diminuer (v) (son) verslappen (v) (son)
diminuer (v) (jour) korten (v) (jour)
diminuer (v) (main-d'oeuvre) bedaren (v) (main-d'oeuvre)
diminuer (v) (faiblir) slinken (v) (faiblir)
diminuer (v) (son) afnemen (v) (son)
diminuer (v) (décroître) verslappen (v) (décroître)
diminuer (v) (main-d'oeuvre) kleiner worden (v) (main-d'oeuvre)
diminuer (v) (grandeur) inkorten (v) (grandeur)
diminuer (v) (réduire) kleiner worden (v) (réduire)
diminuer (v) (tomber) verminderen (v) (tomber)
diminuer (v) (prix) verkleinen (v) (prix)
diminuer (v) (grandeur) afnemen (v) (grandeur)
diminuer (v) (prix) afprijzen (v) (prix)
diminuer (v) (réduire) reduceren (v) (réduire)
diminuer (v) (réduire) afslanken (n) (v) (réduire)
diminuer (v) (général) afslanken (n) (v) (général)
diminuer (v) (valeur) verminderen (v) (valeur)
diminuer (v) (main-d'oeuvre) afprijzen (v) (main-d'oeuvre)
diminuer (v) (son) kleiner worden (v) (son)
diminuer (v) (son) teruglopen (v) (son)
diminuer (v) (faiblir) afprijzen (v) (faiblir)
diminuer (v) (quantité) slinken (v) (quantité)
diminuer (v) (décroître) afnemen (v) (décroître)
diminuer (v) (vêtements) innemen (v) (vêtements)
diminuer (v) (général) kleiner worden (v) (général)
diminuer (v) (tomber) langzamer bewegen (v) (tomber)
diminuer (v) (quantité) verminderen (v) (quantité)
diminuer (v) (prix) verslappen (v) (prix)
diminuer (v) (prix) afslanken (n) (v) (prix)
diminuer (v) (grandeur) reduceren (v) (grandeur)
diminuer (v) (son) minderen (v) (son)
diminuer (v) (faiblir) reduceren (v) (faiblir)
diminuer (v) (quantité) kleiner worden (v) (quantité)
Diminuer exemples7 exemples trouvés
diminuer la pression afnemen
diminuer la pression minder intens worden
diminuer la tension afnemen
diminuer la tension minder intens worden
diminuer la vitesse vertragen
diminuer la vitesse vaart verminderen
diminuer la vitesse langzamer rijden
Traduire Diminuer en d'autres langues
Traduire diminuer en Anglais
Traduire diminuer en Allemand
Traduire diminuer en Italien
Traduire diminuer en Espagnol
Traduire diminuer en Portugais
Traduire diminuer en Slovène
Traduire diminuer en Polonais
Traduire diminuer en Tchèque