épuiser — Français Néerlandais traduction27 traductions trouvé

épuiser (v) (travail) opgebruiken (v) (travail)
épuiser (v) (force) opgebruiken (v) (force)
épuiser (v) (physique) afmatten (v) (physique)
épuiser (v) (consumer) aftobben (v) (consumer)
épuiser (v) (travail) vermoeien (v) (travail)
épuiser (v) (consumer) opmaken (v) (consumer)
épuiser (v) (travail) afbeulen (v) (travail)
épuiser (v) (travail) opmaken (v) (travail)
épuiser (v) (consumer) uitputten (v) (consumer)
épuiser (v) (physique) vermoeien (v) (physique)
épuiser (v) (consumer) afmatten (v) (consumer)
épuiser (v) (travail) uitputten (v) (travail)
épuiser (v) (force) opmaken (v) (force)
épuiser (v) (force) uitputten (v) (force)
épuiser (v) (consumer) afbeulen (v) (consumer)
épuiser (v) (provision) een aanslag doen op (v) (provision)
épuiser (v) (consumer) opgebruiken (v) (consumer)
épuiser (v) (travail) afmatten (v) (travail)
épuiser (v) (physique) afbeulen (v) (physique)
épuiser (v) (travail) verbruiken (v) (travail)
épuiser (v) (force) verbruiken (v) (force)
épuiser (v) (esprit) een zware belasting zijn voor (v) (esprit)
épuiser (v) (travail) aftobben (v) (travail)
épuiser (v) (provision) inbreuk doen op (v) (provision)
épuiser (v) (consumer) verbruiken (v) (consumer)
épuiser (v) (physique) uitputten (v) (physique)
épuiser (v) (physique) aftobben (v) (physique)
épuiser exemples4 exemples trouvés
puiser opscheppen
puiser uitscheppen
s'épuiser opraken
s'épuiser uitputten
Traduire épuiser en d'autres langues
Traduire épuiser en Anglais
Traduire épuiser en Allemand
Traduire épuiser en Italien
Traduire épuiser en Espagnol
Traduire épuiser en Portugais
Traduire épuiser en Slovène
Traduire épuiser en Polonais
Traduire épuiser en Tchèque