Unir — Français Néerlandais traduction8 traductions trouvé

unir (v) (force) bundelen (v) (force)
unir (v) (lieu) verbinden (n) (v) (lieu)
unir (v) (combiner) combineren (v) (combiner)
unir (v) (mariage) trouwen (v) (mariage)
unir (v) (combiner) verenigen (n) (v) (combiner)
unir (v) (force) samenspannen (v) (force)
unir (v) (combiner) samenvoegen (v) (combiner)
unir (v) (mariage) in de echt verbinden (v) (mariage)
Unir exemples42 exemples trouvés
réunir zich verzamelen
réunir herenigen
réunir samenkomen
réunir bijeenkomen
réunir samenbrengen
réunir weer bij elkaar brengen
réunir herenigen
réunir conciliëren
réunir verzoenen
réunir bijleggen
réunir weer bij elkaar brengen
réunir verzamelen
réunir inwinnen
réunir inwinnen
réunir conciliëren
réunir verzoenen
réunir bijleggen
réunir verzamelen
réunir samenbrengen
réunir in zich verenigen
réunir zich verzamelen
réunir samenkomen
réunir bijeenkomen
réunir inzamelen
s'unir zich aaneensluiten
s'unir zich verenigen
s'unir fusioneren
s'unir zich verenigen
s'unir samengroeien
s'unir samensmelten
s'unir zich aaneensluiten
s'unir à toetreden
s'unir à toetreden tot
s'unir à zich aansluiten bij
s'unir à zich aansluiten
s'unir à lid worden van
s'unir à gaan bij
s'unir à lid worden
se réunir samenkomen
se réunir bijeenkomen
se réunir vergaderen
se réunir een vergadering houden
Traduire Unir en d'autres langues
Traduire unir en Anglais
Traduire unir en Allemand
Traduire unir en Italien
Traduire unir en Espagnol
Traduire unir en Portugais
Traduire unir en Slovène
Traduire unir en Polonais
Traduire unir en Tchèque