tracer
(v)
(arpentage)
|
begrenzen
(v)
(arpentage)
|
aient tracé
aies tracé
trace
|
begrensd
begrenzen
begrenst
begrensde
begrensden
|
tracer
(v)
(général)
|
omlijnen
(v)
(général)
|
aient tracé
aies tracé
trace
|
omlijnd
omlijnen
omlijnt
omlijnde
omlijnden
|
tracer
(v)
(arpentage)
|
markeren
(v)
(arpentage)
|
aient tracé
aies tracé
trace
|
gemarkeerd
markeert
markeren
markeerde
markeerden
|
tracer
(v)
(arpentage)
|
demarqueren
(v)
(arpentage)
|
aient tracé
aies tracé
trace
|
gedemarqueerd
demarqueren
demarqueert
demarqueerde
demarqueerden
|
tracer
(v)
(vêtements)
|
ontwerpen
(v)
(vêtements)
|
aient tracé
aies tracé
trace
|
ontworpen
ontwerpen
ontwerpt
ontwierp
ontwierpen
|
tracer
(v)
(arpentage)
|
afperken
(v)
(arpentage)
|
aient tracé
aies tracé
trace
|
afgeperkt
perken af
perkt af
perkten af
perkte af
|
tracer
(v)
(ligne)
|
traceren
(v)
(ligne)
|
aient tracé
aies tracé
trace
|
getraceerd
traceert
traceren
traceerden
traceerde
|
tracer
(v)
(arpentage)
|
afmerken
(v)
(arpentage)
|
aient tracé
aies tracé
trace
|
afgemerkt
merken af
merkt af
merkte af
merkten af
|
tracer
(v)
(ligne)
|
trekken
(n)
(v)
(ligne)
|
aient tracé
aies tracé
trace
|
getrokken
trekken
trekt
trokken
trok
|
tracer
(v)
(arpentage)
|
afbakenen
(v)
(arpentage)
|
aient tracé
aies tracé
trace
|
afgebakend
bakenen af
bakent af
bakenden af
bakende af
|