terminer
(v)
(sports)
|
uitspelen
(v)
(sports)
|
aient terminé
aies terminé
termine
|
uitgespeeld
speelt uit
spelen uit
speelde uit
speelden uit
|
terminer
(v)
(sujet)
|
beëindigen
(v)
(sujet)
|
terminer
(v)
(couronner)
|
afmaken
(v)
(couronner)
|
aient terminé
aies terminé
termine
|
afgemaakt
maakt af
maken af
maakte af
maakten af
|
terminer
(v)
(achever)
|
verrichten
(v)
(achever)
|
aient terminé
aies terminé
termine
|
verricht
verricht
verrichten
verrichtte
verrichtten
|
terminer
(v)
(boire)
|
leegdrinken
(v)
(boire)
|
aient terminé
aies terminé
termine
|
leeggedronken
drinken leeg
drinkt leeg
dronk leeg
dronken leeg
|
terminer
(v)
(conférence)
|
beëindigen
(v)
(conférence)
|
terminer
(v)
(tâche assignée)
|
afmaken
(v)
(tâche assignée)
|
aient terminé
aies terminé
termine
|
afgemaakt
maakt af
maken af
maakte af
maakten af
|
terminer
(v)
(nourriture)
|
het laatste opeten
(v)
(nourriture)
|
terminer
(v)
(tâche assignée)
|
vervullen
(v)
(tâche assignée)
|
aient terminé
aies terminé
termine
|
vervuld
vervullen
vervult
vervulden
vervulde
|
terminer
(v)
(achever)
|
afronden
(n)
(v)
(achever)
|
aient terminé
aies terminé
termine
|
afgerond
ronden af
rondt af
rondden af
rondde af
|
terminer
(v)
(tâche assignée)
|
bekronen
(v)
(tâche assignée)
|
aient terminé
aies terminé
termine
|
bekroond
bekronen
bekroont
bekroonde
bekroonden
|
terminer
(v)
(tâche assignée)
|
verrichten
(v)
(tâche assignée)
|
aient terminé
aies terminé
termine
|
verricht
verricht
verrichten
verrichtte
verrichtten
|
terminer
(v)
(achever)
|
voltooien
(v)
(achever)
|
aient terminé
aies terminé
termine
|
voltooid
voltooit
voltooien
voltooiden
voltooide
|
terminer
(v)
(couronner)
|
bekronen
(v)
(couronner)
|
aient terminé
aies terminé
termine
|
bekroond
bekronen
bekroont
bekroonde
bekroonden
|
terminer
(v)
(sujet)
|
sluiten
(n)
(v)
(sujet)
|
aient terminé
aies terminé
termine
|
gesloten
sluit
sluiten
sloten
sloot
|
terminer
(v)
(nourriture)
|
opeten
(v)
(nourriture)
|
aient terminé
aies terminé
termine
|
opgegeten
eten op
eet op
at op
aten op
|
terminer
(v)
(achever)
|
uitvoeren
(n)
(v)
(achever)
|
aient terminé
aies terminé
termine
|
uitgevoerd
voeren uit
voert uit
voerde uit
voerden uit
|
terminer
(v)
(achever)
|
de laatste hand leggen aan
(v)
(achever)
|
terminer
(v)
(couronner)
|
de laatste hand leggen aan
(v)
(couronner)
|
terminer
(v)
(boire)
|
opdrinken
(v)
(boire)
|
aient terminé
aies terminé
termine
|
opgedronken
drinken op
drinkt op
dronk op
dronken op
|
terminer
(v)
(sujet)
|
afronden
(n)
(v)
(sujet)
|
aient terminé
aies terminé
termine
|
afgerond
ronden af
rondt af
rondden af
rondde af
|
terminer
(v)
(tâche assignée)
|
voltooien
(v)
(tâche assignée)
|
aient terminé
aies terminé
termine
|
voltooid
voltooit
voltooien
voltooiden
voltooide
|
terminer
(v)
(tâche assignée)
|
de laatste hand leggen aan
(v)
(tâche assignée)
|
terminer
(v)
(tâche assignée)
|
uitvoeren
(n)
(v)
(tâche assignée)
|
aient terminé
aies terminé
termine
|
uitgevoerd
voeren uit
voert uit
voerde uit
voerden uit
|
terminer
(v)
(conférence)
|
afronden
(n)
(v)
(conférence)
|
aient terminé
aies terminé
termine
|
afgerond
ronden af
rondt af
rondden af
rondde af
|
terminer
(v)
(achever)
|
bekronen
(v)
(achever)
|
aient terminé
aies terminé
termine
|
bekroond
bekronen
bekroont
bekroonde
bekroonden
|
terminer
(v)
(sujet)
|
afsluiten
(v)
(sujet)
|
aient terminé
aies terminé
termine
|
afgesloten
sluit af
sluiten af
sloot af
sloten af
|
terminer
(v)
(achever)
|
afwerken
(v)
(achever)
|
aient terminé
aies terminé
termine
|
afgewerkt
werkt af
werken af
werkte af
werkten af
|
terminer
(v)
(couronner)
|
voltooien
(v)
(couronner)
|
aient terminé
aies terminé
termine
|
voltooid
voltooit
voltooien
voltooiden
voltooide
|
terminer
(v)
(sujet)
|
voltooien
(v)
(sujet)
|
aient terminé
aies terminé
termine
|
voltooid
voltooit
voltooien
voltooiden
voltooide
|
terminer
(v)
(nourriture)
|
eten
(n)
(v)
(nourriture)
|
aient terminé
aies terminé
termine
|
gegeten
eet
eten
at
aten
|
terminer
(v)
(achever)
|
vervullen
(v)
(achever)
|
aient terminé
aies terminé
termine
|
vervuld
vervullen
vervult
vervulden
vervulde
|
terminer
(v)
(achever)
|
beëindigen
(v)
(achever)
|
terminer
(v)
(couronner)
|
beëindigen
(v)
(couronner)
|
terminer
(v)
(couronner)
|
verrichten
(v)
(couronner)
|
aient terminé
aies terminé
termine
|
verricht
verricht
verrichten
verrichtte
verrichtten
|
terminer
(v)
(tâche assignée)
|
tot een einde brengen
(v)
(tâche assignée)
|
terminer
(v)
(tâche assignée)
|
beëindigen
(v)
(tâche assignée)
|
terminer
(v)
(achever)
|
volbrengen
(v)
(achever)
|
aient terminé
aies terminé
termine
|
volbracht
volbrengen
volbrengt
volbracht
volbrachten
|
terminer
(v)
(conférence)
|
afwikkelen
(v)
(conférence)
|
aient terminé
aies terminé
termine
|
afgewikkeld
wikkelt af
wikkelen af
wikkelde af
wikkelden af
|
terminer
(v)
(conférence)
|
afsluiten
(v)
(conférence)
|
aient terminé
aies terminé
termine
|
afgesloten
sluit af
sluiten af
sloot af
sloten af
|
terminer
(v)
(couronner)
|
uitvoeren
(n)
(v)
(couronner)
|
aient terminé
aies terminé
termine
|
uitgevoerd
voeren uit
voert uit
voerde uit
voerden uit
|
terminer
(v)
(achever)
|
afmaken
(v)
(achever)
|
aient terminé
aies terminé
termine
|
afgemaakt
maakt af
maken af
maakte af
maakten af
|
terminer
(v)
(couronner)
|
afronden
(n)
(v)
(couronner)
|
aient terminé
aies terminé
termine
|
afgerond
ronden af
rondt af
rondden af
rondde af
|
terminer
(v)
(sujet)
|
afwikkelen
(v)
(sujet)
|
aient terminé
aies terminé
termine
|
afgewikkeld
wikkelt af
wikkelen af
wikkelde af
wikkelden af
|
terminer
(v)
(conférence)
|
sluiten
(n)
(v)
(conférence)
|
aient terminé
aies terminé
termine
|
gesloten
sluit
sluiten
sloten
sloot
|
terminer
(v)
(tâche assignée)
|
volbrengen
(v)
(tâche assignée)
|
aient terminé
aies terminé
termine
|
volbracht
volbrengen
volbrengt
volbracht
volbrachten
|
terminer
(v)
(achever)
|
tot een einde brengen
(v)
(achever)
|
terminer
(v)
(couronner)
|
tot een einde brengen
(v)
(couronner)
|
terminer
(v)
(couronner)
|
afwerken
(v)
(couronner)
|
aient terminé
aies terminé
termine
|
afgewerkt
werkt af
werken af
werkte af
werkten af
|
terminer
(v)
(tâche assignée)
|
afronden
(n)
(v)
(tâche assignée)
|
aient terminé
aies terminé
termine
|
afgerond
ronden af
rondt af
rondden af
rondde af
|
terminer
(v)
(tâche assignée)
|
afwerken
(v)
(tâche assignée)
|
aient terminé
aies terminé
termine
|
afgewerkt
werkt af
werken af
werkte af
werkten af
|
terminer
(v)
(conférence)
|
voltooien
(v)
(conférence)
|
aient terminé
aies terminé
termine
|
voltooid
voltooit
voltooien
voltooiden
voltooide
|