Susciter — traduction Français Néerlandais. Traduire Susciter en Néerlandais

susciter (v) (insurrection)	voortbrengen (v) (insurrection)
aient suscité aies suscité suscite	voortgebracht brengen voort brengt voort brachten voort bracht voort
susciter (v) (sensation mentale)	oproepen (v) (sensation mentale)
aient suscité aies suscité suscite	opgeroepen roepen op roept op riep op riepen op
susciter (v) (causer)	met zich meebrengen (v) (causer)
susciter (v) (cause)	bewerkstelligen (v) (cause)
aient suscité aies suscité suscite	bewerkstelligd bewerkstelligen bewerkstelligt bewerkstelligde bewerkstelligden
susciter (v) (cause)	teweegbrengen (v) (cause)
aient suscité aies suscité suscite	teweeggebracht brengen teweeg brengt teweeg bracht teweeg brachten teweeg
susciter (v) (attention)	bewerkstelligen (v) (attention)
aient suscité aies suscité suscite	bewerkstelligd bewerkstelligen bewerkstelligt bewerkstelligde bewerkstelligden
susciter (v) (causer)	bewerkstelligen (v) (causer)
aient suscité aies suscité suscite	bewerkstelligd bewerkstelligen bewerkstelligt bewerkstelligde bewerkstelligden
susciter (v) (sensation mentale)	wekken (v) (sensation mentale)
aient suscité aies suscité suscite	gewekt wekken wekt wekte wekten
susciter (v) (insurrection)	teweegbrengen (v) (insurrection)
aient suscité aies suscité suscite	teweeggebracht brengen teweeg brengt teweeg bracht teweeg brachten teweeg
susciter (v) (causer)	prikkelen (v) (causer)
aient suscité aies suscité suscite	geprikkeld prikkelt prikkelen prikkelden prikkelde
susciter (v) (insurrection)	bewerkstelligen (v) (insurrection)
aient suscité aies suscité suscite	bewerkstelligd bewerkstelligen bewerkstelligt bewerkstelligde bewerkstelligden
susciter (v) (attention)	veroorzaken (v) (attention)
aient suscité aies suscité suscite	veroorzaakt veroorzaken veroorzaakt veroorzaakten veroorzaakte
susciter (v) (causer)	teweegbrengen (v) (causer)
aient suscité aies suscité suscite	teweeggebracht brengen teweeg brengt teweeg bracht teweeg brachten teweeg
susciter (v) (attention)	prikkelen (v) (attention)
aient suscité aies suscité suscite	geprikkeld prikkelt prikkelen prikkelden prikkelde
susciter (v) (cause)	met zich meebrengen (v) (cause)
susciter (v) (cause)	wekken (v) (cause)
aient suscité aies suscité suscite	gewekt wekken wekt wekte wekten
susciter (v) (attention)	teweegbrengen (v) (attention)
aient suscité aies suscité suscite	teweeggebracht brengen teweeg brengt teweeg bracht teweeg brachten teweeg
susciter (v) (sensation mentale)	prikkelen (v) (sensation mentale)
aient suscité aies suscité suscite	geprikkeld prikkelt prikkelen prikkelden prikkelde
susciter (v) (insurrection)	veroorzaken (v) (insurrection)
aient suscité aies suscité suscite	veroorzaakt veroorzaken veroorzaakt veroorzaakten veroorzaakte
susciter (v) (causer)	wekken (v) (causer)
aient suscité aies suscité suscite	gewekt wekken wekt wekte wekten
susciter (v) (insurrection)	met zich meebrengen (v) (insurrection)
susciter (v) (attention)	uitlokken (v) (attention)
aient suscité aies suscité suscite	uitgelokt lokken uit lokt uit lokte uit lokten uit
susciter (v) (causer)	voortbrengen (v) (causer)
aient suscité aies suscité suscite	voortgebracht brengen voort brengt voort brachten voort bracht voort
susciter (v) (attention)	trekken (n) (v) (attention)
aient suscité aies suscité suscite	getrokken trekken trekt trokken trok
susciter (v) (insurrection)	aanstichten (v) (insurrection)
aient suscité aies suscité suscite	aangesticht sticht aan stichten aan stichtten aan stichtte aan
susciter (v) (cause)	prikkelen (v) (cause)
aient suscité aies suscité suscite	geprikkeld prikkelt prikkelen prikkelden prikkelde
susciter (v) (causer)	aanstichten (v) (causer)
aient suscité aies suscité suscite	aangesticht sticht aan stichten aan stichtten aan stichtte aan
susciter (v) (attention)	oproepen (v) (attention)
aient suscité aies suscité suscite	opgeroepen roepen op roept op riep op riepen op
susciter (v) (cause)	uitlokken (v) (cause)
aient suscité aies suscité suscite	uitgelokt lokken uit lokt uit lokte uit lokten uit
susciter (v) (cause)	voortbrengen (v) (cause)
aient suscité aies suscité suscite	voortgebracht brengen voort brengt voort brachten voort bracht voort
susciter (v) (attention)	met zich meebrengen (v) (attention)
susciter (v) (attention)	voortbrengen (v) (attention)
aient suscité aies suscité suscite	voortgebracht brengen voort brengt voort brachten voort bracht voort
susciter (v) (causer)	veroorzaken (v) (causer)
aient suscité aies suscité suscite	veroorzaakt veroorzaken veroorzaakt veroorzaakten veroorzaakte
susciter (v) (attention)	wekken (v) (attention)
aient suscité aies suscité suscite	gewekt wekken wekt wekte wekten
susciter (v) (cause)	veroorzaken (v) (cause)
aient suscité aies suscité suscite	veroorzaakt veroorzaken veroorzaakt veroorzaakten veroorzaakte
susciter (v) (causer)	uitlokken (v) (causer)
aient suscité aies suscité suscite	uitgelokt lokken uit lokt uit lokte uit lokten uit

Susciter exemples2 exemples trouvés

susciter la curiosité	benieuwen
susciter la curiosité	nieuwsgierigheid wekken

Traduire Susciter en d'autres langues

— Traduire susciter en Anglais

— Traduire susciter en Allemand

— Traduire susciter en Italien

— Traduire susciter en Espagnol

— Traduire susciter en Portugais

— Traduire susciter en Slovène

— Traduire susciter en Polonais

— Traduire susciter en Tchèque

Susciter — Français Néerlandais traduction36 traductions trouvé