semer (v) (agriculture) | zaad uitstrooien op (v) (agriculture) |
semer (v) (horticulture) | zaad uitstrooien (v) (horticulture) |
semer (v) (horticulture) | zaaien (n) (v) (horticulture) |
semer (v) (agriculture) | zaaien (n) (v) (agriculture) |
semer (v) (agriculture) | bezaaien (v) (agriculture) |
semer (v) (agriculture) | zaad uitstrooien (v) (agriculture) |
semer au plantoir | poten met een plantboor |
semer au plantoir | planten met een plantboor |
semer le désordre dans | een rommeltje maken van |
semer le désordre dans | een ramp maken van |