retenir
(v)
(argent)
|
weghouden
(v)
(argent)
|
aient retenu
aies retenu
retiens
|
weggehouden
houden weg
houdt weg
hield weg
hielden weg
|
retenir
(v)
(sentiments)
|
tegenhouden
(v)
(sentiments)
|
aient retenu
aies retenu
retiens
|
tegengehouden
houden tegen
houdt tegen
hielden tegen
hield tegen
|
retenir
(v)
(sentiments)
|
opkroppen
(v)
(sentiments)
|
aient retenu
aies retenu
retiens
|
opgekropt
kroppen op
kropt op
kropte op
kropten op
|
retenir
(v)
(maintenir)
|
tegenhouden
(v)
(maintenir)
|
aient retenu
aies retenu
retiens
|
tegengehouden
houden tegen
houdt tegen
hielden tegen
hield tegen
|
retenir
(v)
(activité)
|
ophouden
(n)
(v)
(activité)
|
aient retenu
aies retenu
retiens
|
opgehouden
houdt op
houden op
hield op
hielden op
|
retenir
(v)
(distance)
|
aftrekken
(v)
(distance)
|
aient retenu
aies retenu
retiens
|
afgetrokken
trekt af
trekken af
trok af
trokken af
|
retenir
(v)
(distance)
|
weghouden
(v)
(distance)
|
aient retenu
aies retenu
retiens
|
weggehouden
houden weg
houdt weg
hield weg
hielden weg
|
retenir
(v)
(bâillement)
|
tegenhouden
(v)
(bâillement)
|
aient retenu
aies retenu
retiens
|
tegengehouden
houden tegen
houdt tegen
hielden tegen
hield tegen
|
retenir
(v)
(maintenir)
|
onderdrukken
(v)
(maintenir)
|
aient retenu
aies retenu
retiens
|
onderdrukt
onderdrukt
onderdrukken
onderdrukte
onderdrukten
|
retenir
(v)
(billet)
|
aanvragen
(v)
(billet)
|
aient retenu
aies retenu
retiens
|
aangevraagd
vraagt aan
vragen aan
vroegen aan
vroeg aan
|
retenir
(v)
(argent)
|
inhouden
(v)
(argent)
|
aient retenu
aies retenu
retiens
|
ingehouden
houdt in
houden in
hield in
hielden in
|
retenir
(v)
(sentiments)
|
onderdrukken
(v)
(sentiments)
|
aient retenu
aies retenu
retiens
|
onderdrukt
onderdrukt
onderdrukken
onderdrukte
onderdrukten
|
retenir
(v)
(bâillement)
|
opkroppen
(v)
(bâillement)
|
aient retenu
aies retenu
retiens
|
opgekropt
kroppen op
kropt op
kropte op
kropten op
|
retenir
(v)
(sentiments)
|
verbijten
(v)
(sentiments)
|
aient retenu
aies retenu
retiens
|
verbeten
verbijt
verbijten
verbeet
verbeten
|
retenir
(v)
(activité)
|
vertragen
(v)
(activité)
|
aient retenu
aies retenu
retiens
|
vertraagd
vertraagt
vertragen
vertraagde
vertraagden
|
retenir
(v)
(distance)
|
afhouden
(v)
(distance)
|
aient retenu
aies retenu
retiens
|
afgehouden
houdt af
houden af
hielden af
hield af
|
retenir
(v)
(bâillement)
|
bedwingen
(v)
(bâillement)
|
aient retenu
aies retenu
retiens
|
bedwongen
bedwingen
bedwingt
bedwongen
bedwong
|
retenir
(v)
(sentiments)
|
vasthouden
(v)
(sentiments)
|
aient retenu
aies retenu
retiens
|
vastgehouden
houdt vast
houden vast
hielden vast
hield vast
|
retenir
(v)
(activité)
|
beteugelen
(v)
(activité)
|
aient retenu
aies retenu
retiens
|
beteugeld
beteugelen
beteugelt
beteugelden
beteugelde
|
retenir
(v)
(argent)
|
aftrekken
(v)
(argent)
|
aient retenu
aies retenu
retiens
|
afgetrokken
trekt af
trekken af
trok af
trokken af
|
retenir
(v)
(distance)
|
op een afstand houden
(v)
(distance)
|
retenir
(v)
(bâillement)
|
onderdrukken
(v)
(bâillement)
|
aient retenu
aies retenu
retiens
|
onderdrukt
onderdrukt
onderdrukken
onderdrukte
onderdrukten
|
retenir
(v)
(sentiments)
|
inslikken
(v)
(sentiments)
|
aient retenu
aies retenu
retiens
|
ingeslikt
slikt in
slikken in
slikten in
slikte in
|
retenir
(v)
(possession)
|
behouden
(v)
(possession)
|
aient retenu
aies retenu
retiens
|
behouden
behouden
behoudt
behielden
behield
|
retenir
(v)
(argent)
|
afhouden
(v)
(argent)
|
aient retenu
aies retenu
retiens
|
afgehouden
houdt af
houden af
hielden af
hield af
|
retenir
(v)
(sentiments)
|
bedwingen
(v)
(sentiments)
|
aient retenu
aies retenu
retiens
|
bedwongen
bedwingen
bedwingt
bedwongen
bedwong
|
retenir
(v)
(maintenir)
|
inhouden
(v)
(maintenir)
|
aient retenu
aies retenu
retiens
|
ingehouden
houdt in
houden in
hield in
hielden in
|
retenir
(v)
(billet)
|
bespreken
(v)
(billet)
|
aient retenu
aies retenu
retiens
|
besproken
bespreken
bespreekt
besprak
bespraken
|
retenir
(v)
(distance)
|
inhouden
(v)
(distance)
|
aient retenu
aies retenu
retiens
|
ingehouden
houdt in
houden in
hield in
hielden in
|
retenir
(v)
(argent)
|
op een afstand houden
(v)
(argent)
|
retenir
(v)
(maintenir)
|
vasthouden
(v)
(maintenir)
|
aient retenu
aies retenu
retiens
|
vastgehouden
houdt vast
houden vast
hielden vast
hield vast
|
retenir
(v)
(sentiments)
|
inhouden
(v)
(sentiments)
|
aient retenu
aies retenu
retiens
|
ingehouden
houdt in
houden in
hield in
hielden in
|
retenir
(v)
(activité)
|
aan banden leggen
(v)
(activité)
|