Provoquer — traduction Français Néerlandais. Traduire Provoquer en Néerlandais

provoquer (v) (conduite)	kwellen (v) (conduite)
aient provoqué aies provoqué provoque	gekweld kwellen kwelt kwelden kwelde
provoquer (v) (irriter)	provoceren (v) (irriter)
aient provoqué aies provoqué provoque	geprovoceerd provoceren provoceert provoceerden provoceerde
provoquer (v) (personne)	aanzetten (v) (personne)
aient provoqué aies provoqué provoque	aangezet zetten aan zet aan zette aan zetten aan
provoquer (v) (mal)	teweegbrengen (v) (mal)
aient provoqué aies provoqué provoque	teweeggebracht brengen teweeg brengt teweeg bracht teweeg brachten teweeg
provoquer (v) (conduite)	aanzetten (v) (conduite)
aient provoqué aies provoqué provoque	aangezet zetten aan zet aan zette aan zetten aan
provoquer (v) (personne)	teweegbrengen (v) (personne)
aient provoqué aies provoqué provoque	teweeggebracht brengen teweeg brengt teweeg bracht teweeg brachten teweeg
provoquer (v) (conduite)	tergen (v) (conduite)
aient provoqué aies provoqué provoque	getergd tergt tergen tergde tergden
provoquer (v) (irriter)	ophitsen (v) (irriter)
aient provoqué aies provoqué provoque	opgehitst hitst op hitsen op hitste op hitsten op
provoquer (v) (embarras)	leiden tot (v) (embarras)
provoquer (v) (défier)	kwellen (v) (défier)
aient provoqué aies provoqué provoque	gekweld kwellen kwelt kwelden kwelde
provoquer (v) (personne)	tarten (v) (personne)
aient provoqué aies provoqué provoque	getart tarten tart tartten tartte
provoquer (v) (chien)	tergen (v) (chien)
aient provoqué aies provoqué provoque	getergd tergt tergen tergde tergden
provoquer (v) (réaction)	veroorzaken (v) (réaction)
aient provoqué aies provoqué provoque	veroorzaakt veroorzaken veroorzaakt veroorzaakten veroorzaakte
provoquer (v) (défier)	tergen (v) (défier)
aient provoqué aies provoqué provoque	getergd tergt tergen tergde tergden
provoquer (v) (défier)	sarren (v) (défier)
aient provoqué aies provoqué provoque	gesard sarren sart sarde sarden
provoquer (v) (défier)	uitdagen (v) (défier)
aient provoqué aies provoqué provoque	uitgedaagd dagen uit daagt uit daagden uit daagde uit
provoquer (v) (personne)	opstoken (v) (personne)
aient provoqué aies provoqué provoque	opgestookt stookt op stoken op stookten op stookte op
provoquer (v) (question)	ter sprake brengen (v) (question)
provoquer (v) (embarras)	aanrichten (v) (embarras)
aient provoqué aies provoqué provoque	aangericht richten aan richt aan richtten aan richtte aan
provoquer (v) (insurrection)	aanzetten (v) (insurrection)
aient provoqué aies provoqué provoque	aangezet zetten aan zet aan zette aan zetten aan
provoquer (v) (produire)	leiden tot (v) (produire)
provoquer (v) (personne)	uitdagen (v) (personne)
aient provoqué aies provoqué provoque	uitgedaagd dagen uit daagt uit daagden uit daagde uit
provoquer (v) (produire)	berokkenen (v) (produire)
aient provoqué aies provoqué provoque	berokkend berokkenen berokkent berokkende berokkenden
provoquer (v) (conduite)	treiteren (v) (conduite)
aient provoqué aies provoqué provoque	getreiterd treiteren treitert treiterde treiterden
provoquer (v) (personne)	provoceren (v) (personne)
aient provoqué aies provoqué provoque	geprovoceerd provoceren provoceert provoceerden provoceerde
provoquer (v) (mal)	berokkenen (v) (mal)
aient provoqué aies provoqué provoque	berokkend berokkenen berokkent berokkende berokkenden
provoquer (v) (conduite)	jennen (v) (conduite)
aient provoqué aies provoqué provoque	gejend jennen jent jende jenden
provoquer (v) (défier)	provoceren (v) (défier)
aient provoqué aies provoqué provoque	geprovoceerd provoceren provoceert provoceerden provoceerde
provoquer (v) (personne)	aansporen (v) (personne)
aient provoqué aies provoqué provoque	aangespoord spoort aan sporen aan spoorde aan spoorden aan
provoquer (v) (produire)	aanstichten (v) (produire)
aient provoqué aies provoqué provoque	aangesticht sticht aan stichten aan stichtten aan stichtte aan
provoquer (v) (conduite)	aanstoken (v) (conduite)
aient provoqué aies provoqué provoque	aangestookt stookt aan stoken aan stookte aan stookten aan
provoquer (v) (personne)	veroorzaken (v) (personne)
aient provoqué aies provoqué provoque	veroorzaakt veroorzaken veroorzaakt veroorzaakten veroorzaakte
provoquer (v) (question)	aansnijden (v) (question)
aient provoqué aies provoqué provoque	aangesneden snijdt aan snijden aan sneed aan sneden aan
provoquer (v) (insurrection)	leiden tot (v) (insurrection)
provoquer (v) (conduite)	ergeren (v) (conduite)
aient provoqué aies provoqué provoque	geërgerd ergert ergeren ergerden ergerde
provoquer (v) (défier)	jennen (v) (défier)
aient provoqué aies provoqué provoque	gejend jennen jent jende jenden
provoquer (v) (chien)	treiteren (v) (chien)
aient provoqué aies provoqué provoque	getreiterd treiteren treitert treiterde treiterden
provoquer (v) (chien)	lastig vallen (v) (chien)
provoquer (v) (réaction)	teweegbrengen (v) (réaction)
aient provoqué aies provoqué provoque	teweeggebracht brengen teweeg brengt teweeg bracht teweeg brachten teweeg
provoquer (v) (conduite)	provoceren (v) (conduite)
aient provoqué aies provoqué provoque	geprovoceerd provoceren provoceert provoceerden provoceerde
provoquer (v) (embarras)	veroorzaken (v) (embarras)
aient provoqué aies provoqué provoque	veroorzaakt veroorzaken veroorzaakt veroorzaakten veroorzaakte
provoquer (v) (défier)	tarten (v) (défier)
aient provoqué aies provoqué provoque	getart tarten tart tartten tartte
provoquer (v) (personne)	ophitsen (v) (personne)
aient provoqué aies provoqué provoque	opgehitst hitst op hitsen op hitste op hitsten op
provoquer (v) (embarras)	teweegbrengen (v) (embarras)
aient provoqué aies provoqué provoque	teweeggebracht brengen teweeg brengt teweeg bracht teweeg brachten teweeg
provoquer (v) (insurrection)	aansporen (v) (insurrection)
aient provoqué aies provoqué provoque	aangespoord spoort aan sporen aan spoorde aan spoorden aan
provoquer (v) (insurrection)	aanstichten (v) (insurrection)
aient provoqué aies provoqué provoque	aangesticht sticht aan stichten aan stichtten aan stichtte aan
provoquer (v) (conduite)	sarren (v) (conduite)
aient provoqué aies provoqué provoque	gesard sarren sart sarde sarden
provoquer (v) (irriter)	aanzetten (v) (irriter)
aient provoqué aies provoqué provoque	aangezet zetten aan zet aan zette aan zetten aan
provoquer (v) (embarras)	aanstichten (v) (embarras)
aient provoqué aies provoqué provoque	aangesticht sticht aan stichten aan stichtten aan stichtte aan
provoquer (v) (conduite)	plagen (v) (conduite)
aient provoqué aies provoqué provoque	geplaagd plaagt plagen plaagden plaagde
provoquer (v) (défier)	ophitsen (v) (défier)
aient provoqué aies provoqué provoque	opgehitst hitst op hitsen op hitste op hitsten op
provoquer (v) (chien)	ergeren (v) (chien)
aient provoqué aies provoqué provoque	geërgerd ergert ergeren ergerden ergerde
provoquer (v) (cause)	uitlokken (v) (cause)
aient provoqué aies provoqué provoque	uitgelokt lokken uit lokt uit lokte uit lokten uit
provoquer (v) (conduite)	tarten (v) (conduite)
aient provoqué aies provoqué provoque	getart tarten tart tartten tartte
provoquer (v) (personne)	aanstoken (v) (personne)
aient provoqué aies provoqué provoque	aangestookt stookt aan stoken aan stookte aan stookten aan
provoquer (v) (chien)	sarren (v) (chien)
aient provoqué aies provoqué provoque	gesard sarren sart sarde sarden
provoquer (v) (conduite)	ophitsen (v) (conduite)
aient provoqué aies provoqué provoque	opgehitst hitst op hitsen op hitste op hitsten op
provoquer (v) (personne)	aanstichten (v) (personne)
aient provoqué aies provoqué provoque	aangesticht sticht aan stichten aan stichtten aan stichtte aan
provoquer (v) (mal)	veroorzaken (v) (mal)
aient provoqué aies provoqué provoque	veroorzaakt veroorzaken veroorzaakt veroorzaakten veroorzaakte
provoquer (v) (mal)	leiden tot (v) (mal)
provoquer (v) (conduite)	prikkelen (v) (conduite)
aient provoqué aies provoqué provoque	geprikkeld prikkelt prikkelen prikkelden prikkelde
provoquer (v) (défier)	treiteren (v) (défier)
aient provoqué aies provoqué provoque	getreiterd treiteren treitert treiterde treiterden
provoquer (v) (défier)	aanstoken (v) (défier)
aient provoqué aies provoqué provoque	aangestookt stookt aan stoken aan stookte aan stookten aan
provoquer (v) (chien)	kwellen (v) (chien)
aient provoqué aies provoqué provoque	gekweld kwellen kwelt kwelden kwelde
provoquer (v) (cause)	veroorzaken (v) (cause)
aient provoqué aies provoqué provoque	veroorzaakt veroorzaken veroorzaakt veroorzaakten veroorzaakte
provoquer (v) (conduite)	uitdagen (v) (conduite)
aient provoqué aies provoqué provoque	uitgedaagd dagen uit daagt uit daagden uit daagde uit
provoquer (v) (embarras)	berokkenen (v) (embarras)
aient provoqué aies provoqué provoque	berokkend berokkenen berokkent berokkende berokkenden
provoquer (v) (conduite)	lastig vallen (v) (conduite)
provoquer (v) (activité)	aan de gang brengen (v) (activité)
provoquer (v) (insurrection)	ophitsen (v) (insurrection)
aient provoqué aies provoqué provoque	opgehitst hitst op hitsen op hitste op hitsten op
provoquer (v) (mal)	aanstichten (v) (mal)
aient provoqué aies provoqué provoque	aangesticht sticht aan stichten aan stichtten aan stichtte aan
provoquer (v) (insurrection)	aanstoken (v) (insurrection)
aient provoqué aies provoqué provoque	aangestookt stookt aan stoken aan stookte aan stookten aan
provoquer (v) (insurrection)	veroorzaken (v) (insurrection)
aient provoqué aies provoqué provoque	veroorzaakt veroorzaken veroorzaakt veroorzaakten veroorzaakte
provoquer (v) (conduite)	pesten (v) (conduite)
aient provoqué aies provoqué provoque	gepest pesten pest pestte pestten
provoquer (v) (irriter)	aanstoken (v) (irriter)
aient provoqué aies provoqué provoque	aangestookt stookt aan stoken aan stookte aan stookten aan
provoquer (v) (produire)	aanrichten (v) (produire)
aient provoqué aies provoqué provoque	aangericht richten aan richt aan richtten aan richtte aan
provoquer (v) (produire)	teweegbrengen (v) (produire)
aient provoqué aies provoqué provoque	teweeggebracht brengen teweeg brengt teweeg bracht teweeg brachten teweeg
provoquer (v) (irriter)	tarten (v) (irriter)
aient provoqué aies provoqué provoque	getart tarten tart tartten tartte
provoquer (v) (chien)	pesten (v) (chien)
aient provoqué aies provoqué provoque	gepest pesten pest pestte pestten
provoquer (v) (réaction)	uitlokken (v) (réaction)
aient provoqué aies provoqué provoque	uitgelokt lokken uit lokt uit lokte uit lokten uit
provoquer (v) (défier)	pesten (v) (défier)
aient provoqué aies provoqué provoque	gepest pesten pest pestte pestten
provoquer (v) (défier)	plagen (v) (défier)
aient provoqué aies provoqué provoque	geplaagd plaagt plagen plaagden plaagde
provoquer (v) (chien)	plagen (v) (chien)
aient provoqué aies provoqué provoque	geplaagd plaagt plagen plaagden plaagde
provoquer (v) (conduite)	opstoken (v) (conduite)
aient provoqué aies provoqué provoque	opgestookt stookt op stoken op stookten op stookte op
provoquer (v) (insurrection)	teweegbrengen (v) (insurrection)
aient provoqué aies provoqué provoque	teweeggebracht brengen teweeg brengt teweeg bracht teweeg brachten teweeg
provoquer (v) (mal)	aanrichten (v) (mal)
aient provoqué aies provoqué provoque	aangericht richten aan richt aan richtten aan richtte aan
provoquer (v) (insurrection)	aanrichten (v) (insurrection)
aient provoqué aies provoqué provoque	aangericht richten aan richt aan richtten aan richtte aan
provoquer (v) (personne)	prikkelen (v) (personne)
aient provoqué aies provoqué provoque	geprikkeld prikkelt prikkelen prikkelden prikkelde
provoquer (v) (produire)	veroorzaken (v) (produire)
aient provoqué aies provoqué provoque	veroorzaakt veroorzaken veroorzaakt veroorzaakten veroorzaakte
provoquer (v) (défier)	aanzetten (v) (défier)
aient provoqué aies provoqué provoque	aangezet zetten aan zet aan zette aan zetten aan
provoquer (v) (chien)	jennen (v) (chien)
aient provoqué aies provoqué provoque	gejend jennen jent jende jenden
provoquer (v) (cause)	teweegbrengen (v) (cause)
aient provoqué aies provoqué provoque	teweeggebracht brengen teweeg brengt teweeg bracht teweeg brachten teweeg
provoquer (v) (irriter)	uitdagen (v) (irriter)
aient provoqué aies provoqué provoque	uitgedaagd dagen uit daagt uit daagden uit daagde uit
provoquer (v) (insurrection)	berokkenen (v) (insurrection)
aient provoqué aies provoqué provoque	berokkend berokkenen berokkent berokkende berokkenden

Provoquer exemples8 exemples trouvés

provoquer le naufrage de	vergaan
provoquer le naufrage de	schipbreuk lijden
provoquer le naufrage de	schipbreuk doen lijden
provoquer un grand émoi	opzien baren
provoquer un grand émoi	beroering verwekken
provoquer une scission au sein de	verdelen
provoquer une scission au sein de	een breuk veroorzaken tussen
provoquer une scission au sein de	uiteen doen vallen

Traduire Provoquer en d'autres langues

— Traduire provoquer en Anglais

— Traduire provoquer en Allemand

— Traduire provoquer en Italien

— Traduire provoquer en Espagnol

— Traduire provoquer en Portugais

— Traduire provoquer en Slovène

— Traduire provoquer en Polonais

— Traduire provoquer en Tchèque

Provoquer — Français Néerlandais traduction94 traductions trouvé