Pousser — traduction Français Néerlandais. Traduire Pousser en Néerlandais

pousser (v) (personne)	opstoken (v) (personne)
aient poussé aies poussé pousse	opgestookt stookt op stoken op stookten op stookte op
pousser (v) (mouvement)	duwen (v) (mouvement)
aient poussé aies poussé pousse	geduwd duwt duwen duwden duwde
pousser (v) (approbation)	aanzetten (v) (approbation)
aient poussé aies poussé pousse	aangezet zetten aan zet aan zette aan zetten aan
pousser (v) (personne)	aansporen (v) (personne)
aient poussé aies poussé pousse	aangespoord spoort aan sporen aan spoorde aan spoorden aan
pousser (v) (personne)	aanstoken (v) (personne)
aient poussé aies poussé pousse	aangestookt stookt aan stoken aan stookte aan stookten aan
pousser (v) (personne)	dwingen (v) (personne)
aient poussé aies poussé pousse	gedwongen dwingen dwingt dwongen dwong
pousser (v) (approbation)	aansporen (v) (approbation)
aient poussé aies poussé pousse	aangespoord spoort aan sporen aan spoorde aan spoorden aan
pousser (v) (personne)	aanzetten (v) (personne)
aient poussé aies poussé pousse	aangezet zetten aan zet aan zette aan zetten aan
pousser (v) (personne)	onder druk zetten (v) (personne)
pousser (v) (travail)	motiveren (v) (travail)
aient poussé aies poussé pousse	gemotiveerd motiveert motiveren motiveerde motiveerden
pousser (v) (travail)	aanmoedigen (v) (travail)
aient poussé aies poussé pousse	aangemoedigd moedigen aan moedigt aan moedigden aan moedigde aan
pousser (v) (personne)	ophitsen (v) (personne)
aient poussé aies poussé pousse	opgehitst hitst op hitsen op hitste op hitsten op
pousser (v) (mouvement)	stoten (v) (mouvement)
aient poussé aies poussé pousse	gestoten stoten stoot stieten stiet
pousser (v) (personne)	steunen (v) (personne)
aient poussé aies poussé pousse	gesteund steunt steunen steunde steunden
pousser (v) (approbation)	steunen (v) (approbation)
aient poussé aies poussé pousse	gesteund steunt steunen steunde steunden
pousser (v) (soutenir)	aandringen (v) (soutenir)
aient poussé aies poussé pousse	aangedrongen dringt aan dringen aan drongen aan drong aan
pousser (v) (travail)	aanzetten (v) (travail)
aient poussé aies poussé pousse	aangezet zetten aan zet aan zette aan zetten aan
pousser (v) (travail)	steunen (v) (travail)
aient poussé aies poussé pousse	gesteund steunt steunen steunde steunden
pousser (v) (cri)	slaken (v) (cri)
aient poussé aies poussé pousse	geslaakt slaken slaakt slaakten slaakte
pousser (v) (plante)	groeien (v) (plante)
aient poussé aies poussé pousse	gegroeid groeit groeien groeide groeiden
pousser (v) (approbation)	motiveren (v) (approbation)
aient poussé aies poussé pousse	gemotiveerd motiveert motiveren motiveerde motiveerden
pousser (v) (personne)	aanmoedigen (v) (personne)
aient poussé aies poussé pousse	aangemoedigd moedigen aan moedigt aan moedigden aan moedigde aan
pousser (v) (approbation)	aanmoedigen (v) (approbation)
aient poussé aies poussé pousse	aangemoedigd moedigen aan moedigt aan moedigden aan moedigde aan
pousser (v) (personne)	motiveren (v) (personne)
aient poussé aies poussé pousse	gemotiveerd motiveert motiveren motiveerde motiveerden
pousser (v) (personne)	druk uitoefenen (v) (personne)
pousser (v) (travail)	aansporen (v) (travail)
aient poussé aies poussé pousse	aangespoord spoort aan sporen aan spoorde aan spoorden aan

Pousser exemples65 exemples trouvés

laisser pousser	laten groeien
pousser avec force	stoten
pousser avec force	stompen
pousser dans	proppen in
pousser dans	wurmen in
pousser dans	duwen in
pousser dans	persen in
pousser dehors	eruit werken
pousser dehors	uitduwen
pousser dehors	uitknijpen
pousser des cris perçants	uitschreeuwen
pousser des cris perçants	uitroepen
pousser des cris perçants	krijsen
pousser des cris perçants	gillen
pousser des gémissements	snotteren
pousser des gémissements	weeklagen
pousser des gémissements	janken
pousser des gémissements	grienen
pousser des gémissements	klagen
pousser des petits cris aigus	piepen
pousser doucement	porren
pousser dru	woekeren
pousser dru	welig tieren
pousser du bout de	porren
pousser la vente de	promoten
pousser les choses à l'extrême	tot het uiterste gaan
pousser légèrement	een duwtje geven
pousser légèrement	stoten
pousser légèrement	aanstoten
pousser un cri strident	krijsen
pousser un cri strident	gillen
pousser un soupir de soulagement	opgelucht ademen
pousser un soupir de soulagement	een zucht van verlichting slaken
pousser un soupir de soulagement	weer kunnen ademen
pousser un soupir de soulagement	herademen
pousser à	uitdagen
pousser à	drijven naar
pousser à	provoceren
pousser à	aansporen
pousser à	aanmanen
pousser à	aanzetten
pousser à	aansporen tot
pousser à agir	aanzetten tot aktie
pousser à bout	dol maken
pousser à bout	gek maken
pousser à bout	zwaar op de proef stellen
pousser à bout	hoge eisen stellen aan
pousser à profusion	woekeren
pousser à profusion	welig tieren
se pousser	uit de weg gaan
se pousser	plaats maken
se pousser	wijken
se pousser	opzij gaan
se pousser	opzij gaan staan
se pousser	opschuiven
se pousser	opschikken
se pousser	aan de kant gaan staan
se pousser	opzij gaan staan
se pousser	wijken
se pousser	opschuiven
se pousser	plaats maken
se pousser	uit de weg gaan
se pousser	aan de kant gaan staan
se pousser	opzij gaan
se pousser	opschikken

Traduire Pousser en d'autres langues

— Traduire pousser en Anglais

— Traduire pousser en Allemand

— Traduire pousser en Italien

— Traduire pousser en Espagnol

— Traduire pousser en Portugais

— Traduire pousser en Slovène

— Traduire pousser en Polonais

— Traduire pousser en Tchèque

Pousser — Français Néerlandais traduction26 traductions trouvé