Partir — traduction Français Néerlandais. Traduire Partir en Néerlandais

partir (v) (général)	losraken (v) (général)
soient partis sois parti pars	losgeraakt raakt los raken los raakte los raakten los
partir (v) (départ)	opstappen (v) (départ)
soient partis sois parti pars	opgestapt stappen op stapt op stapte op stapten op
partir (v) (automobiles)	aanslaan (v) (automobiles)
soient partis sois parti pars	aangeslagen slaan aan slaat aan sloeg aan sloegen aan
partir (v) (voyager)	weggaan (n) (v) (voyager)
soient partis sois parti pars	weggegaan gaat weg gaan weg ging weg gingen weg
partir (v) (fusil)	afgaan (v) (fusil)
soient partis sois parti pars	afgegaan gaan af gaat af ging af gingen af
partir (v) (départ)	weggaan (n) (v) (départ)
soient partis sois parti pars	weggegaan gaat weg gaan weg ging weg gingen weg
partir (v) (général)	weggaan (n) (v) (général)
soient partis sois parti pars	weggegaan gaat weg gaan weg ging weg gingen weg
partir (v) (général)	gaan (v) (général)
soient partis sois parti pars	gegaan gaan gaat ging gingen
partir (v) (lieu)	vertrekken (n) (v) (lieu)
soient partis sois parti pars	vertrokken vertrekt vertrekken vertrokken vertrok
partir (v) (tache)	eruit gaan (v) (tache)
partir (v) (départ)	gaan (v) (départ)
soient partis sois parti pars	gegaan gaan gaat ging gingen
partir (v) (voyager)	vertrekken (n) (v) (voyager)
soient partis sois parti pars	vertrokken vertrekt vertrekken vertrokken vertrok
partir (v) (général)	vertrekken (n) (v) (général)
soient partis sois parti pars	vertrokken vertrekt vertrekken vertrokken vertrok
partir (v) (général)	losmaken (v) (général)
soient partis sois parti pars	losgemaakt maakt los maken los maakte los maakten los
partir (v) (départ)	vertrekken (n) (v) (départ)
soient partis sois parti pars	vertrokken vertrekt vertrekken vertrokken vertrok
partir (v) (automobiles)	starten (v) (automobiles)
soient partis sois parti pars	gestart starten start startte startten
partir (v) (lieu)	weggaan (n) (v) (lieu)
soient partis sois parti pars	weggegaan gaat weg gaan weg ging weg gingen weg
partir (v) (général)	opstappen (v) (général)
soient partis sois parti pars	opgestapt stappen op stapt op stapte op stapten op

Partir exemples38 exemples trouvés

faire partir à la manivelle	aanslingeren
faire partir à la manivelle	aanzwengelen
faire partir	verjagen
faire partir	verdrijven
faire partir	afsteken
faire partir	afvuren
partir comme un trait	met een vaart wegvoeren
partir comme une flèche	met een vaart wegvoeren
partir en coup de vent	er vandoor gaan
partir en coup de vent	wegrennen
partir en coup de vent	wegstormen
partir en coup de vent	wegstuiven
partir en fumée	in het water vallen
partir en fumée	in rook opgaan
partir furtivement	wegsluipen
partir furtivement	wegglippen
partir pour	gaan
partir à toute vitesse	snel wegrijden
répartir	spreiden
répartir	spreiden
répartir	plannen
répartir	toebedelen
répartir	verdelen
répartir	verdelen
répartir	toebedelen
répartir	ordenen
répartir	classificeren
répartir	indelen
répartir	ordenen
répartir	schikken
répartir	verdelen
répartir	klasseren
répartir	schikken
répartir	rangschikken
répartir	rangschikken
répartir de nouveau	herverdelen
répartir en zones	in zones verdelen
répartir les paiements	betalen in termijnen

Traduire Partir en d'autres langues

— Traduire partir en Anglais

— Traduire partir en Allemand

— Traduire partir en Italien

— Traduire partir en Espagnol

— Traduire partir en Portugais

— Traduire partir en Slovène

— Traduire partir en Polonais

— Traduire partir en Tchèque

Partir — Français Néerlandais traduction18 traductions trouvé