mettre
(v)
(objets)
|
planten
(v)
(objets)
|
aient mis
aies mis
mets
|
geplant
planten
plant
plantte
plantten
|
mettre
(v)
(appliquer)
|
inwrijven
(v)
(appliquer)
|
aient mis
aies mis
mets
|
ingewreven
wrijven in
wrijft in
wreef in
wreven in
|
mettre
(v)
(mouvement)
|
plaatsen
(v)
(mouvement)
|
aient mis
aies mis
mets
|
geplaatst
plaatst
plaatsen
plaatsten
plaatste
|
mettre
(v)
(objets)
|
leggen
(n)
(v)
(objets)
|
aient mis
aies mis
mets
|
gelegd
legt
leggen
legden
legde
|
mettre
(v)
(appliquer)
|
opleggen
(n)
(v)
(appliquer)
|
aient mis
aies mis
mets
|
opgelegd
legt op
leggen op
legde op
legden op
|
mettre
(v)
(mouvement)
|
zetten
(v)
(mouvement)
|
aient mis
aies mis
mets
|
gezet
zet
zetten
zette
zetten
|
mettre
(v)
(vêtements)
|
aandoen
(v)
(vêtements)
|
aient mis
aies mis
mets
|
aangedaan
doen aan
doet aan
deed aan
deden aan
|
mettre
(v)
(objets)
|
steken
(v)
(objets)
|
aient mis
aies mis
mets
|
gestoken
steken
steekt
stak
staken
|
mettre
(v)
(objets)
|
ophangen
(n)
(v)
(objets)
|
aient mis
aies mis
mets
|
opgehangen
hangen op
hangt op
hing op
hingen op
|
mettre
(v)
(objets)
|
plaatsen
(v)
(objets)
|
aient mis
aies mis
mets
|
geplaatst
plaatst
plaatsen
plaatsten
plaatste
|
mettre
(v)
(vêtements)
|
aanschieten
(v)
(vêtements)
|
aient mis
aies mis
mets
|
aangeschoten
schieten aan
schiet aan
schoten aan
schoot aan
|
mettre
(v)
(général)
|
stoppen
(n)
(v)
(général)
|
aient mis
aies mis
mets
|
gestopt
stoppen
stopt
stopte
stopten
|
mettre
(v)
(appliquer)
|
aanbrengen
(v)
(appliquer)
|
aient mis
aies mis
mets
|
aangebracht
brengen aan
brengt aan
bracht aan
brachten aan
|
mettre
(v)
(objets)
|
zetten
(v)
(objets)
|
aient mis
aies mis
mets
|
gezet
zet
zetten
zette
zetten
|
mettre
(v)
(table)
|
zetten
(v)
(table)
|
aient mis
aies mis
mets
|
gezet
zet
zetten
zette
zetten
|
mettre
(v)
(vêtements)
|
aantrekken
(v)
(vêtements)
|
aient mis
aies mis
mets
|
aangetrokken
trekken aan
trekt aan
trokken aan
trok aan
|