justifier
(v)
(action)
|
een goede reden zijn voor
(v)
(action)
|
justifier
(v)
(blâme)
|
van verdenking zuiveren
(v)
(blâme)
|
justifier
(v)
(opinion)
|
verdedigen
(v)
(opinion)
|
aient justifié
aies justifié
justifie
|
verdedigd
verdedigt
verdedigen
verdedigden
verdedigde
|
justifier
(v)
(opinion)
|
rechtvaardigen
(v)
(opinion)
|
aient justifié
aies justifié
justifie
|
gerechtvaardigd
rechtvaardigen
rechtvaardigt
rechtvaardigden
rechtvaardigde
|
justifier
(v)
(expliquer)
|
een goede reden geven voor
(v)
(expliquer)
|
justifier
(v)
(action)
|
verontschuldigen
(v)
(action)
|
aient justifié
aies justifié
justifie
|
verontschuldigd
verontschuldigt
verontschuldigen
verontschuldigden
verontschuldigde
|
justifier
(v)
(conduite)
|
bijstaan
(v)
(conduite)
|
aient justifié
aies justifié
justifie
|
bijgestaan
staat bij
staan bij
stond bij
stonden bij
|
justifier
(v)
(raison)
|
staven
(v)
(raison)
|
aient justifié
aies justifié
justifie
|
gestaafd
staaft
staven
staafden
staafde
|
justifier
(v)
(motiver)
|
een goede reden geven voor
(v)
(motiver)
|
justifier
(v)
(défendre)
|
staven
(v)
(défendre)
|
aient justifié
aies justifié
justifie
|
gestaafd
staaft
staven
staafden
staafde
|
justifier
(v)
(conduite)
|
verweren
(v)
(conduite)
|
aient justifié
aies justifié
justifie
|
verweerd
verweert
verweren
verweerden
verweerde
|
justifier
(v)
(motiver)
|
uitleggen
(v)
(motiver)
|
aient justifié
aies justifié
justifie
|
uitgelegd
legt uit
leggen uit
legden uit
legde uit
|
justifier
(v)
(raison)
|
verdedigen
(v)
(raison)
|
aient justifié
aies justifié
justifie
|
verdedigd
verdedigt
verdedigen
verdedigden
verdedigde
|
justifier
(v)
(conduite)
|
rechtvaardigen
(v)
(conduite)
|
aient justifié
aies justifié
justifie
|
gerechtvaardigd
rechtvaardigen
rechtvaardigt
rechtvaardigden
rechtvaardigde
|
justifier
(v)
(raison)
|
een goede reden zijn voor
(v)
(raison)
|
justifier
(v)
(raison)
|
steunen
(v)
(raison)
|
aient justifié
aies justifié
justifie
|
gesteund
steunt
steunen
steunde
steunden
|
justifier
(v)
(opinion)
|
een goede reden zijn voor
(v)
(opinion)
|
justifier
(v)
(opinion)
|
staven
(v)
(opinion)
|
aient justifié
aies justifié
justifie
|
gestaafd
staaft
staven
staafden
staafde
|
justifier
(v)
(opinion)
|
bijstaan
(v)
(opinion)
|
aient justifié
aies justifié
justifie
|
bijgestaan
staat bij
staan bij
stond bij
stonden bij
|
justifier
(v)
(défendre)
|
verdedigen
(v)
(défendre)
|
aient justifié
aies justifié
justifie
|
verdedigd
verdedigt
verdedigen
verdedigden
verdedigde
|
justifier
(v)
(raison)
|
rechtvaardigen
(v)
(raison)
|
aient justifié
aies justifié
justifie
|
gerechtvaardigd
rechtvaardigen
rechtvaardigt
rechtvaardigden
rechtvaardigde
|
justifier
(v)
(raison)
|
verontschuldigen
(v)
(raison)
|
aient justifié
aies justifié
justifie
|
verontschuldigd
verontschuldigt
verontschuldigen
verontschuldigden
verontschuldigde
|
justifier
(v)
(expliquer)
|
verantwoorden
(v)
(expliquer)
|
aient justifié
aies justifié
justifie
|
verantwoord
verantwoordt
verantwoorden
verantwoordden
verantwoordde
|
justifier
(v)
(conduite)
|
steunen
(v)
(conduite)
|
aient justifié
aies justifié
justifie
|
gesteund
steunt
steunen
steunde
steunden
|
justifier
(v)
(motiver)
|
verantwoorden
(v)
(motiver)
|
aient justifié
aies justifié
justifie
|
verantwoord
verantwoordt
verantwoorden
verantwoordden
verantwoordde
|
justifier
(v)
(défendre)
|
rechtvaardigen
(v)
(défendre)
|
aient justifié
aies justifié
justifie
|
gerechtvaardigd
rechtvaardigen
rechtvaardigt
rechtvaardigden
rechtvaardigde
|
justifier
(v)
(conduite)
|
verdedigen
(v)
(conduite)
|
aient justifié
aies justifié
justifie
|
verdedigd
verdedigt
verdedigen
verdedigden
verdedigde
|
justifier
(v)
(motiver)
|
verklaren
(n)
(v)
(motiver)
|
aient justifié
aies justifié
justifie
|
verklaard
verklaren
verklaart
verklaarde
verklaarden
|
justifier
(v)
(action)
|
verweren
(v)
(action)
|
aient justifié
aies justifié
justifie
|
verweerd
verweert
verweren
verweerden
verweerde
|
justifier
(v)
(vérité)
|
bewijzen
(v)
(vérité)
|
aient justifié
aies justifié
justifie
|
bewezen
bewijzen
bewijst
bewezen
bewees
|
justifier
(v)
(raison)
|
bijstaan
(v)
(raison)
|
aient justifié
aies justifié
justifie
|
bijgestaan
staat bij
staan bij
stond bij
stonden bij
|
justifier
(v)
(action)
|
staven
(v)
(action)
|
aient justifié
aies justifié
justifie
|
gestaafd
staaft
staven
staafden
staafde
|
justifier
(v)
(action)
|
rechtvaardigen
(v)
(action)
|
aient justifié
aies justifié
justifie
|
gerechtvaardigd
rechtvaardigen
rechtvaardigt
rechtvaardigden
rechtvaardigde
|
justifier
(v)
(opinion)
|
steunen
(v)
(opinion)
|
aient justifié
aies justifié
justifie
|
gesteund
steunt
steunen
steunde
steunden
|
justifier
(v)
(opinion)
|
verweren
(v)
(opinion)
|
aient justifié
aies justifié
justifie
|
verweerd
verweert
verweren
verweerden
verweerde
|
justifier
(v)
(défendre)
|
verweren
(v)
(défendre)
|
aient justifié
aies justifié
justifie
|
verweerd
verweert
verweren
verweerden
verweerde
|
justifier
(v)
(expliquer)
|
verklaren
(n)
(v)
(expliquer)
|
aient justifié
aies justifié
justifie
|
verklaard
verklaren
verklaart
verklaarde
verklaarden
|
justifier
(v)
(opinion)
|
verontschuldigen
(v)
(opinion)
|
aient justifié
aies justifié
justifie
|
verontschuldigd
verontschuldigt
verontschuldigen
verontschuldigden
verontschuldigde
|
justifier
(v)
(vérité)
|
staven
(v)
(vérité)
|
aient justifié
aies justifié
justifie
|
gestaafd
staaft
staven
staafden
staafde
|
justifier
(v)
(conduite)
|
staven
(v)
(conduite)
|
aient justifié
aies justifié
justifie
|
gestaafd
staaft
staven
staafden
staafde
|
justifier
(v)
(motiver)
|
verdedigen
(v)
(motiver)
|
aient justifié
aies justifié
justifie
|
verdedigd
verdedigt
verdedigen
verdedigden
verdedigde
|
justifier
(v)
(conduite)
|
een goede reden zijn voor
(v)
(conduite)
|
justifier
(v)
(blâme)
|
van blaam zuiveren
(v)
(blâme)
|
justifier
(v)
(conduite)
|
verontschuldigen
(v)
(conduite)
|
aient justifié
aies justifié
justifie
|
verontschuldigd
verontschuldigt
verontschuldigen
verontschuldigden
verontschuldigde
|
justifier
(v)
(action)
|
bijstaan
(v)
(action)
|
aient justifié
aies justifié
justifie
|
bijgestaan
staat bij
staan bij
stond bij
stonden bij
|
justifier
(v)
(expliquer)
|
verdedigen
(v)
(expliquer)
|
aient justifié
aies justifié
justifie
|
verdedigd
verdedigt
verdedigen
verdedigden
verdedigde
|
justifier
(v)
(défendre)
|
verontschuldigen
(v)
(défendre)
|
aient justifié
aies justifié
justifie
|
verontschuldigd
verontschuldigt
verontschuldigen
verontschuldigden
verontschuldigde
|
justifier
(v)
(action)
|
verdedigen
(v)
(action)
|
aient justifié
aies justifié
justifie
|
verdedigd
verdedigt
verdedigen
verdedigden
verdedigde
|
justifier
(v)
(défendre)
|
een goede reden zijn voor
(v)
(défendre)
|
justifier
(v)
(erreur)
|
vergoelijken
(v)
(erreur)
|
aient justifié
aies justifié
justifie
|
vergoelijkt
vergoelijkt
vergoelijken
vergoelijkte
vergoelijkten
|
justifier
(v)
(défendre)
|
steunen
(v)
(défendre)
|
aient justifié
aies justifié
justifie
|
gesteund
steunt
steunen
steunde
steunden
|
justifier
(v)
(défendre)
|
bijstaan
(v)
(défendre)
|
aient justifié
aies justifié
justifie
|
bijgestaan
staat bij
staan bij
stond bij
stonden bij
|
justifier
(v)
(expliquer)
|
uitleggen
(v)
(expliquer)
|
aient justifié
aies justifié
justifie
|
uitgelegd
legt uit
leggen uit
legden uit
legde uit
|
justifier
(v)
(raison)
|
verweren
(v)
(raison)
|
aient justifié
aies justifié
justifie
|
verweerd
verweert
verweren
verweerden
verweerde
|
justifier
(v)
(vérité)
|
substantiëren
(v)
(vérité)
|
justifier
(v)
(action)
|
steunen
(v)
(action)
|
aient justifié
aies justifié
justifie
|
gesteund
steunt
steunen
steunde
steunden
|