inspecter
(v)
(examiner)
|
inspecteren
(v)
(examiner)
|
aient inspecté
aies inspecté
inspecte
|
geïnspecteerd
inspecteert
inspecteren
inspecteerden
inspecteerde
|
inspecter
(v)
(examiner)
|
de staat opnemen van
(v)
(examiner)
|
inspecter
(v)
(arpentage)
|
de staat opnemen van
(v)
(arpentage)
|
inspecter
(v)
(examiner)
|
schouwen
(v)
(examiner)
|
aient inspecté
aies inspecté
inspecte
|
geschouwd
schouwen
schouwt
schouwden
schouwde
|
inspecter
(v)
(arpentage)
|
schouwen
(v)
(arpentage)
|
aient inspecté
aies inspecté
inspecte
|
geschouwd
schouwen
schouwt
schouwden
schouwde
|
inspecter
(v)
(nourriture)
|
keuren
(v)
(nourriture)
|
aient inspecté
aies inspecté
inspecte
|
gekeurd
keurt
keuren
keurde
keurden
|
inspecter
(v)
(arpentage)
|
inspecteren
(v)
(arpentage)
|
aient inspecté
aies inspecté
inspecte
|
geïnspecteerd
inspecteert
inspecteren
inspecteerden
inspecteerde
|
inspecter
(v)
(nourriture)
|
inspecteren
(v)
(nourriture)
|
aient inspecté
aies inspecté
inspecte
|
geïnspecteerd
inspecteert
inspecteren
inspecteerden
inspecteerde
|
inspecter
(v)
(général)
|
inspecteren
(v)
(général)
|
aient inspecté
aies inspecté
inspecte
|
geïnspecteerd
inspecteert
inspecteren
inspecteerden
inspecteerde
|