Handicap — Français Néerlandais traduction10 traductions trouvé

handicap (m) (n) (infirmité) handicap (m) (n) (infirmité)
handicap (m) (n) (infirmité) nadeel (n) (n) (infirmité)
handicap (m) (n) (infirmité) lichamelijke belemmering (f) (n) (infirmité)
handicap (m) (n) (infirmité) ongunstige factor (m) (n) (infirmité)
handicap (m) (n) (désavantage) ongunstige factor (m) (n) (désavantage)
handicap (m) (n) (désavantage) zwak punt (n) (n) (désavantage)
handicap (m) (n) (infirmité) zwak punt (n) (n) (infirmité)
handicap (m) (n) (désavantage) nadeel (n) (n) (désavantage)
handicap (m) (n) (désavantage) schaduwzijde (m) (n) (désavantage)
handicap (m) (n) (infirmité) schaduwzijde (m) (n) (infirmité)
Handicap exemples4 exemples trouvés
handicapé mental zwakzinnige
handicapé mental mentaal gehandicapte
handicapée mentale zwakzinnige
handicapée mentale mentaal gehandicapte
Traduire Handicap en d'autres langues
Traduire handicap en Anglais
Traduire handicap en Allemand
Traduire handicap en Italien
Traduire handicap en Espagnol
Traduire handicap en Portugais
Traduire handicap en Slovène
Traduire handicap en Polonais
Traduire handicap en Tchèque