Fixer — traduction Français Néerlandais. Traduire Fixer en Néerlandais

fixer (v) (accord)	vastleggen (v) (accord)
aient fixé aies fixé fixe	vastgelegd leggen vast legt vast legden vast legde vast
fixer (v) (accord)	vastzetten (v) (accord)
aient fixé aies fixé fixe	vastgezet zet vast zetten vast zette vast zetten vast
fixer (v) (sac à dos)	gespen (v) (sac à dos)
aient fixé aies fixé fixe	gegespt gespen gespt gespte gespten
fixer (v) (accord)	specificeren (v) (accord)
aient fixé aies fixé fixe	gespecificeerd specificeren specificeert specificeerde specificeerden
fixer (v) (général)	vastzetten (v) (général)
aient fixé aies fixé fixe	vastgezet zet vast zetten vast zette vast zetten vast
fixer (v) (général)	bepalen (v) (général)
aient fixé aies fixé fixe	bepaald bepaalt bepalen bepaalde bepaalden
fixer (v) (accord)	vaststellen (v) (accord)
aient fixé aies fixé fixe	vastgesteld stellen vast stelt vast stelde vast stelden vast
fixer (v) (attacher)	bevestigen (v) (attacher)
aient fixé aies fixé fixe	bevestigd bevestigt bevestigen bevestigde bevestigden
fixer (v) (sac à dos)	vasthechten (v) (sac à dos)
aient fixé aies fixé fixe	vastgehecht hecht vast hechten vast hechtten vast hechtte vast
fixer (v) (attacher)	gespen (v) (attacher)
aient fixé aies fixé fixe	gegespt gespen gespt gespte gespten
fixer (v) (temps)	vaststellen (v) (temps)
aient fixé aies fixé fixe	vastgesteld stellen vast stelt vast stelde vast stelden vast
fixer (v) (général)	vastleggen (v) (général)
aient fixé aies fixé fixe	vastgelegd leggen vast legt vast legden vast legde vast
fixer (v) (photographie)	fixeren (n) (v) (photographie)
aient fixé aies fixé fixe	gefixeerd fixeren fixeert fixeerden fixeerde
fixer (v) (attacher)	vastmaken (v) (attacher)
aient fixé aies fixé fixe	vastgemaakt maken vast maakt vast maakten vast maakte vast
fixer (v) (sac à dos)	vastmaken (v) (sac à dos)
aient fixé aies fixé fixe	vastgemaakt maken vast maakt vast maakten vast maakte vast
fixer (v) (général)	specificeren (v) (général)
aient fixé aies fixé fixe	gespecificeerd specificeren specificeert specificeerde specificeerden
fixer (v) (temps)	specificeren (v) (temps)
aient fixé aies fixé fixe	gespecificeerd specificeren specificeert specificeerde specificeerden
fixer (v) (attacher)	vasthechten (v) (attacher)
aient fixé aies fixé fixe	vastgehecht hecht vast hechten vast hechtten vast hechtte vast
fixer (v) (temps)	vastzetten (v) (temps)
aient fixé aies fixé fixe	vastgezet zet vast zetten vast zette vast zetten vast
fixer (v) (temps)	bepalen (v) (temps)
aient fixé aies fixé fixe	bepaald bepaalt bepalen bepaalde bepaalden
fixer (v) (temps)	vastleggen (v) (temps)
aient fixé aies fixé fixe	vastgelegd leggen vast legt vast legden vast legde vast
fixer (v) (sac à dos)	bevestigen (v) (sac à dos)
aient fixé aies fixé fixe	bevestigd bevestigt bevestigen bevestigde bevestigden
fixer (v) (général)	vaststellen (v) (général)
aient fixé aies fixé fixe	vastgesteld stellen vast stelt vast stelde vast stelden vast
fixer (v) (accord)	bepalen (v) (accord)
aient fixé aies fixé fixe	bepaald bepaalt bepalen bepaalde bepaalden

Fixer exemples10 exemples trouvés

fixer du regard	staren naar
fixer du regard	aanstaren
fixer le prix de	de prijs vaststellen van
fixer le prix de	prijzen
fixer sur	vastprikken op
fixer à l'avance	vooraf vastleggen
fixer à l'avance	vooraf overeenkomen
fixer à l'avance	vooraf bepalen
se fixer en	zich vestigen in
se fixer à	zich vestigen in

Traduire Fixer en d'autres langues

— Traduire fixer en Anglais

— Traduire fixer en Allemand

— Traduire fixer en Italien

— Traduire fixer en Espagnol

— Traduire fixer en Portugais

— Traduire fixer en Slovène

— Traduire fixer en Polonais

— Traduire fixer en Tchèque

Fixer — Français Néerlandais traduction24 traductions trouvé