Finir — Français Néerlandais traduction56 traductions trouvé

finir (v) (accord) een eind maken aan (v) (accord)
finir (v) (tâche assignée) ophouden (n) (v) (tâche assignée)
finir (v) (travail) afwerken (v) (travail)
finir (v) (tâche assignée) een einde maken aan (v) (tâche assignée)
finir (v) (accord) verlopen (v) (accord)
finir (v) (général) afmaken (v) (général)
finir (v) (général) een eind maken aan (v) (général)
finir (v) (nourriture) het laatste opeten (v) (nourriture)
finir (v) (activité) afwerken (v) (activité)
finir (v) (travail) uitvoeren (n) (v) (travail)
finir (v) (activité) verlopen (v) (activité)
finir (v) (tâche assignée) afmaken (v) (tâche assignée)
finir (v) (activité) stoppen (n) (v) (activité)
finir (v) (activité) voltooien (v) (activité)
finir (v) (nourriture) opeten (v) (nourriture)
finir (v) (tâche assignée) vervullen (v) (tâche assignée)
finir (v) (accord) ophouden (n) (v) (accord)
finir (v) (activité) expireren (v) (activité)
finir (v) (tâche assignée) voltooien (v) (tâche assignée)
finir (v) (tâche assignée) beëindigen (v) (tâche assignée)
finir (v) (accord) verstrijken (v) (accord)
finir (v) (général) afwerken (v) (général)
finir (v) (général) ophouden (n) (v) (général)
finir (v) (activité) ophouden (n) (v) (activité)
finir (v) (tâche assignée) volbrengen (v) (tâche assignée)
finir (v) (travail) verrichten (v) (travail)
finir (v) (activité) verstrijken (v) (activité)
finir (v) (travail) voltooien (v) (travail)
finir (v) (travail) een einde maken aan (v) (travail)
finir (v) (activité) uitvoeren (n) (v) (activité)
finir (v) (général) beëindigen (v) (général)
finir (v) (activité) afmaken (v) (activité)
finir (v) (tâche assignée) een eind maken aan (v) (tâche assignée)
finir (v) (accord) stoppen (n) (v) (accord)
finir (v) (général) voltooien (v) (général)
finir (v) (accord) aflopen (v) (accord)
finir (v) (général) een einde maken aan (v) (général)
finir (v) (général) stoppen (n) (v) (général)
finir (v) (activité) beëindigen (v) (activité)
finir (v) (tâche assignée) uitvoeren (n) (v) (tâche assignée)
finir (v) (tâche assignée) verrichten (v) (tâche assignée)
finir (v) (activité) aflopen (v) (activité)
finir (v) (travail) afmaken (v) (travail)
finir (v) (travail) beëindigen (v) (travail)
finir (v) (accord) expireren (v) (accord)
finir (v) (général) vervullen (v) (général)
finir (v) (activité) vervullen (v) (activité)
finir (v) (nourriture) eten (n) (v) (nourriture)
finir (v) (tâche assignée) stoppen (n) (v) (tâche assignée)
finir (v) (accord) beëindigen (v) (accord)
finir (v) (général) uitvoeren (n) (v) (général)
finir (v) (tâche assignée) afwerken (v) (tâche assignée)
finir (v) (activité) een einde maken aan (v) (activité)
finir (v) (activité) volbrengen (v) (activité)
finir (v) (activité) een eind maken aan (v) (activité)
finir (v) (général) volbrengen (v) (général)
Finir exemples34 exemples trouvés
en finir avec afrekenen met
définir afbakenen
définir begrenzen
définir afbakenen
définir begrenzen
définir begrenzen
définir afbakenen
définir afschilderen
définir voorstellen
définir beschrijven
définir karakteriseren
définir definiëren
définir uitputtend beschrijven
définir preciseren
définir een definitie geven
définir preciseren
définir uitputtend beschrijven
définir definiëren
définir uitputtend beschrijven
définir preciseren
définir definiëren
définir een definitie geven
définir een definitie geven
définir exactement nauwkeurig bepalen
définir exactement lokaliseren
en finir klaarkomen
en finir gereedkomen
finir de jouer uitspelen
finir en cul-de-sac doodlopen
finir en impasse doodlopen
laisser finir uithoren
laisser finir laten uitpraten
n'en plus finir voortzaniken over
n'en plus finir blijven zagen over
Traduire Finir en d'autres langues
Traduire finir en Anglais
Traduire finir en Allemand
Traduire finir en Italien
Traduire finir en Espagnol
Traduire finir en Portugais
Traduire finir en Slovène
Traduire finir en Polonais
Traduire finir en Tchèque