Favoriser — Français Néerlandais traduction17 traductions trouvé

favoriser (v) (préjugé) bevoordelen (v) (préjugé)
favoriser (v) (général) begunstigen (v) (général)
favoriser (v) (préjugé) voortrekken (v) (préjugé)
favoriser (v) (préjugé) begunstigen (v) (préjugé)
favoriser (v) (avantager) bevoordelen (v) (avantager)
favoriser (v) (avantager) voortrekken (v) (avantager)
favoriser (v) (général) bevoorrechten (v) (général)
favoriser (v) (résultat) in de hand werken (v) (résultat)
favoriser (v) (avantager) bevoorrechten (v) (avantager)
favoriser (v) (préjugé) bevoorrechten (v) (préjugé)
favoriser (v) (avantager) prefereren (v) (avantager)
favoriser (v) (général) prefereren (v) (général)
favoriser (v) (résultat) bevorderen (v) (résultat)
favoriser (v) (avantager) begunstigen (v) (avantager)
favoriser (v) (général) voortrekken (v) (général)
favoriser (v) (préjugé) prefereren (v) (préjugé)
favoriser (v) (général) bevoordelen (v) (général)
Traduire Favoriser en d'autres langues
Traduire favoriser en Anglais
Traduire favoriser en Allemand
Traduire favoriser en Italien
Traduire favoriser en Espagnol
Traduire favoriser en Portugais
Traduire favoriser en Slovène
Traduire favoriser en Polonais
Traduire favoriser en Tchèque