entendre
(v)
(physiologie)
|
horen
(m)
(v)
(physiologie)
|
aient entendu
aies entendu
entends
|
gehoord
hoort
horen
hoorden
hoorde
|
entendre
(v)
(intention)
|
voorhebben
(v)
(intention)
|
aient entendu
aies entendu
entends
|
voorgehad
hebt voor
hebben voor
hadden voor
had voor
|
entendre
(v)
(intention)
|
het plan hebben
(v)
(intention)
|
entendre
(v)
(physiologie)
|
luisteren naar
(v)
(physiologie)
|
entendre
(v)
(intention)
|
beogen
(v)
(intention)
|
aient entendu
aies entendu
entends
|
beoogd
beoogt
beogen
beoogde
beoogden
|
entendre
(v)
(physiologie)
|
aanhoren
(v)
(physiologie)
|
aient entendu
aies entendu
entends
|
aanhoord
aanhoort
aanhoren
aanhoorden
aanhoorde
|
entendre
(v)
(conversation)
|
afluisteren
(n)
(v)
(conversation)
|
aient entendu
aies entendu
entends
|
afgeluisterd
luistert af
luisteren af
luisterden af
luisterde af
|
entendre
(v)
(plainte)
|
luisteren naar
(v)
(plainte)
|
entendre
(v)
(sens)
|
vatten
(v)
(sens)
|
aient entendu
aies entendu
entends
|
gevat
vat
vatten
vatte
vatten
|
entendre
(v)
(intention)
|
van zins zijn
(v)
(intention)
|
entendre
(v)
(plainte)
|
aanhoren
(v)
(plainte)
|
aient entendu
aies entendu
entends
|
aanhoord
aanhoort
aanhoren
aanhoorden
aanhoorde
|
entendre
(v)
(conversation)
|
luistervinken
(v)
(conversation)
|
aient entendu
aies entendu
entends
|
geluistervinkt
luistervinkt
luistervinken
luistervinkte
luistervinkten
|
entendre
(v)
(intention)
|
in de zin hebben
(v)
(intention)
|
entendre
(v)
(sens)
|
begrijpen
(v)
(sens)
|
aient entendu
aies entendu
entends
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
entendre
(v)
(sens)
|
verstaan
(v)
(sens)
|
aient entendu
aies entendu
entends
|
verstaan
verstaan
verstaat
verstond
verstonden
|
entendre
(v)
(intention)
|
voornemens zijn
(v)
(intention)
|
entendre
(v)
(intention)
|
het voornemen hebben
(v)
(intention)
|
entendre
(v)
(plainte)
|
horen
(m)
(v)
(plainte)
|
aient entendu
aies entendu
entends
|
gehoord
hoort
horen
hoorden
hoorde
|
entendre
(v)
(intention)
|
van plan zijn
(v)
(intention)
|
entendre
(v)
(sens)
|
doorzien
(v)
(sens)
|
aient entendu
aies entendu
entends
|
doorzien
doorziet
doorzien
doorzag
doorzagen
|