Déclamer — Français Néerlandais traduction21 de traduction

déclamer (v) (discours) een speech afsteken (v) (discours)
déclamer (v) (poème) oreren (v) (poème)
déclamer (v) (poème) een speech afsteken (v) (poème)
déclamer (v) (discours) afsteken (v) (discours)
déclamer (v) (poème) declameren (v) (poème)
déclamer (v) (poème) voordragen (v) (poème)
déclamer (v) (discours) oreren (v) (discours)
déclamer (v) (discours) retorisch spreken (v) (discours)
déclamer (v) (discours) declameren (v) (discours)
déclamer (v) (poème) houden (v) (poème)
déclamer (v) (poème) opzeggen (v) (poème)
déclamer (v) (discours) opzeggen (v) (discours)
déclamer (v) (discours) spreken (n) (v) (discours)
déclamer (v) (poème) afsteken (v) (poème)
déclamer (v) (discours) reciteren (v) (discours)
déclamer (v) (discours) een toespraak houden (v) (discours)
déclamer (v) (discours) voordragen (v) (discours)
déclamer (v) (poème) retorisch spreken (v) (poème)
déclamer (v) (discours) een voordracht houden (v) (discours)
déclamer (v) (discours) houden (v) (discours)
déclamer (v) (poème) reciteren (v) (poème)
Traduire Déclamer en d'autres langues
Traduire déclamer en Anglais
Traduire déclamer en Allemand
Traduire déclamer en Italien
Traduire déclamer en Espagnol
Traduire déclamer en Portugais
Traduire déclamer en Slovène
Traduire déclamer en Polonais
Traduire déclamer en Tchèque