Différencier — Français Néerlandais traduction17 traductions trouvé

différencier (v) (gens) onderscheid maken (v) (gens)
différencier (v) (différenciation) een onderscheid maken (v) (différenciation)
différencier (v) (différenciation) onderkennen (v) (différenciation)
différencier (v) (comparaison) differentiëren (v) (comparaison)
différencier (v) (différenciation) differentiëren (v) (différenciation)
différencier (v) (gens) discrimineren (v) (gens)
différencier (v) (différence) een onderscheid maken (v) (différence)
différencier (v) (différence) onderscheiden (v) (différence)
différencier (v) (comparaison) uit elkaar houden (v) (comparaison)
différencier (v) (différenciation) onderscheiden (v) (différenciation)
différencier (v) (comparaison) onderkennen (v) (comparaison)
différencier (v) (différence) differentiëren (v) (différence)
différencier (v) (différence) uit elkaar houden (v) (différence)
différencier (v) (comparaison) onderscheiden (v) (comparaison)
différencier (v) (différenciation) uit elkaar houden (v) (différenciation)
différencier (v) (comparaison) een onderscheid maken (v) (comparaison)
différencier (v) (différence) onderkennen (v) (différence)
Traduire Différencier en d'autres langues
Traduire différencier en Anglais
Traduire différencier en Allemand
Traduire différencier en Italien
Traduire différencier en Espagnol
Traduire différencier en Portugais
Traduire différencier en Slovène
Traduire différencier en Polonais
Traduire différencier en Tchèque