Confiance — traduction Français Néerlandais. Traduire Confiance en Néerlandais

confiance (f) (n) (croyance)	afhankelijkheid (f) (n) (croyance)
confiance (f) (n) (croyance)	vertrouwen (n) (n) (croyance)
confiance (f) (n) (foi)	vertrouwen (n) (n) (foi)
confiance (f) (n) (croyance)	geloof (n) (n) (croyance)
confiance (f) (n) (conduite)	vertrouwen (n) (n) (conduite)
confiance (f) (n) (foi)	afhangen van (n) (n) (foi)
confiance (f) (n) (croyance)	afhangen van (n) (n) (croyance)
confiance (f) (n) (foi)	afhankelijkheid (f) (n) (foi)
confiance (f) (n) (foi)	geloof (n) (n) (foi)

Confiance exemples21 par exemple trouvé

abus de confiance	schending van vertrouwen
avec confiance	overtuigd
avec confiance	zelfverzekerd
avoir confiance en	vertrouwen stellen in
avoir confiance en	vertrouwen hebben in
avoir confiance en	geloven in
confiance en soi	zelfverzekerdheid
confiance en soi	zelfvertrouwen
confiance en soi	aplomb
digne de confiance	betrouwbaar
digne de confiance	te vertrouwen
digne de confiance	vertrouwenswaardig
digne de confiance	betrouwbaar
digne de confiance	vertrouwenswaardig
digne de confiance	geloofwaardig
faire confiance à	vertrouwen stellen in
manque de confiance en soi-même	gebrek aan zelfvertrouwen
mettre sa confiance en	vertrouwen stellen in
plein de confiance	vertrouwend
plein de confiance	goed van vertrouwen
vote de confiance	motie van vertrouwen

Traduire Confiance en d'autres langues

Confiance — Français Néerlandais traduction9 traductions trouvé