Clouer — traduction Français Néerlandais. Traduire Clouer en Néerlandais

clouer (v) (technique)	nagelen (v) (technique)
aient cloué aies cloué cloue	genageld nagelt nagelen nagelde nagelden
clouer (v) (construction)	dichtspijkeren (v) (construction)
aient cloué aies cloué cloue	dichtgespijkerd spijkeren dicht spijkert dicht spijkerde dicht spijkerden dicht
clouer (v) (charpenterie)	vastspijkeren (v) (charpenterie)
aient cloué aies cloué cloue	vastgespijkerd spijkeren vast spijkert vast spijkerde vast spijkerden vast
clouer (v) (technique)	spijkeren (v) (technique)
aient cloué aies cloué cloue	gespijkerd spijkeren spijkert spijkerde spijkerden
clouer (v) (technique)	vastspijkeren (v) (technique)
aient cloué aies cloué cloue	vastgespijkerd spijkeren vast spijkert vast spijkerde vast spijkerden vast
clouer (v) (construction)	vastspijkeren (v) (construction)
aient cloué aies cloué cloue	vastgespijkerd spijkeren vast spijkert vast spijkerde vast spijkerden vast
clouer (v) (poids)	bekneld raken (v) (poids)
clouer (v) (technique)	dichtspijkeren (v) (technique)
aient cloué aies cloué cloue	dichtgespijkerd spijkeren dicht spijkert dicht spijkerde dicht spijkerden dicht
clouer (v) (poids)	vastklemmen (n) (v) (poids)
aient cloué aies cloué cloue	vastgeklemd klemt vast klemmen vast klemde vast klemden vast

Traduire Clouer en d'autres langues

Clouer — Français Néerlandais traduction9 traductions trouvé