Chasser — Français Néerlandais traduction55 traductions trouvé

chasser (v) (criminel) najagen (v) (criminel)
chasser (v) (personne) uitstoten (v) (personne)
chasser (v) (militaire) verjagen (v) (militaire)
chasser (v) (ennemi) verjagen (v) (ennemi)
chasser (v) (ennemi) van zich af houden (v) (ennemi)
chasser (v) (général) verjagen (v) (général)
chasser (v) (ennemi) terugdrijven (v) (ennemi)
chasser (v) (animaux) terugdrijven (v) (animaux)
chasser (v) (sports - chasse) najagen (v) (sports - chasse)
chasser (v) (animaux) najagen (v) (animaux)
chasser (v) (personne) eruit zetten (v) (personne)
chasser (v) (militaire) verstoten (v) (militaire)
chasser (v) (animaux) afschrikken (v) (animaux)
chasser (v) (chien) zich van het lijf houden (v) (chien)
chasser (v) (personne) uitgooien (v) (personne)
chasser (v) (animaux) op jacht gaan (v) (animaux)
chasser (v) (criminel) vervolgen (v) (criminel)
chasser (v) (sports - chasse) jagen (v) (sports - chasse)
chasser (v) (général) terugdrijven (v) (général)
chasser (v) (animaux) verstoten (v) (animaux)
chasser (v) (général) uitzetten (v) (général)
chasser (v) (général) wegjagen (v) (général)
chasser (v) (gens) verdrijven (v) (gens)
chasser (v) (sports - chasse) achternazitten (v) (sports - chasse)
chasser (v) (animaux) achternazitten (v) (animaux)
chasser (v) (personne) eruit gooien (v) (personne)
chasser (v) (général) verstoten (v) (général)
chasser (v) (général) verdrijven (v) (général)
chasser (v) (chien) van zich af houden (v) (chien)
chasser (v) (gens) verjagen (v) (gens)
chasser (v) (général) afschrikken (v) (général)
chasser (v) (animaux) vervolgen (v) (animaux)
chasser (v) (criminel) jagen (v) (criminel)
chasser (v) (ennemi) verstoten (v) (ennemi)
chasser (v) (animaux) wegjagen (v) (animaux)
chasser (v) (criminel) achtervolgen (n) (v) (criminel)
chasser (v) (chien) terugdrijven (v) (chien)
chasser (v) (gens) terugdrijven (v) (gens)
chasser (v) (animaux) jagen (v) (animaux)
chasser (v) (animaux) achtervolgen (n) (v) (animaux)
chasser (v) (personne) uitzetten (v) (personne)
chasser (v) (militaire) terugdrijven (v) (militaire)
chasser (v) (animaux) verjagen (v) (animaux)
chasser (v) (ennemi) zich van het lijf houden (v) (ennemi)
chasser (v) (gens) verstoten (v) (gens)
chasser (v) (ennemi) verdrijven (v) (ennemi)
chasser (v) (sports - chasse) op jacht gaan (v) (sports - chasse)
chasser (v) (sports - chasse) vervolgen (v) (sports - chasse)
chasser (v) (animaux) verdrijven (v) (animaux)
chasser (v) (personne) eruit donderen (v) (personne)
chasser (v) (militaire) verdrijven (v) (militaire)
chasser (v) (criminel) achternazitten (v) (criminel)
chasser (v) (chien) verdrijven (v) (chien)
chasser (v) (sports - chasse) achtervolgen (n) (v) (sports - chasse)
chasser (v) (criminel) op jacht gaan (v) (criminel)
Chasser exemples2 exemples trouvés
chasser des têtes koppensnellen
chasser illégalement stropen
Traduire Chasser en d'autres langues
Traduire chasser en Anglais
Traduire chasser en Allemand
Traduire chasser en Italien
Traduire chasser en Espagnol
Traduire chasser en Portugais
Traduire chasser en Slovène
Traduire chasser en Polonais
Traduire chasser en Tchèque