en
es
pt
nl
de
fr
it
sv
pl
cs
lang
db
Briser
— Français Néerlandais traduction
4 traductions trouvé
briser
(v)
(fenêtre)
verbrijzelen
(v)
(fenêtre)
aient brisé
aies brisé
brise
verbrijzeld
verbrijzelen
verbrijzelt
verbrijzelden
verbrijzelde
briser
(v)
(fenêtre)
breken
(n)
(v)
(fenêtre)
aient brisé
aies brisé
brise
gebroken
breekt
breken
brak
braken
briser
(v)
(transitif)
breken
(n)
(v)
(transitif)
aient brisé
aies brisé
brise
gebroken
breekt
breken
brak
braken
briser
(v)
(fenêtre)
ingooien
(v)
(fenêtre)
aient brisé
aies brisé
brise
ingegooid
gooit in
gooien in
gooiden in
gooide in
Briser
exemples
22 exemples trouvés
briser en mille morceaux
breken
briser en mille morceaux
stuksmijten
briser en mille morceaux
stukgooien
briser en mille morceaux
aan stukken gooien
briser en mille morceaux
in stukken breken
se briser
stuksmijten
se briser
breken
se briser
stukgooien
se briser
aan stukken gooien
se briser
breken
se briser
in stukken breken
se briser
barsten
se briser en mille morceaux
in stukken vallen
se briser en mille morceaux
uit elkaar vallen
se briser en mille morceaux
breken
se briser en mille morceaux
stuksmijten
se briser en mille morceaux
aan stukken gooien
se briser en mille morceaux
stukgooien
se briser en mille morceaux
in stukken breken
se briser net
afknappen
se briser net
afknakken
se briser net
afbreken
Traduire
Briser
en d'autres langues
—
Traduire briser en Anglais
—
Traduire briser en Allemand
—
Traduire briser en Italien
—
Traduire briser en Espagnol
—
Traduire briser en Portugais
—
Traduire briser en Slovène
—
Traduire briser en Polonais
—
Traduire briser en Tchèque