Associer — Français Néerlandais traduction8 traductions trouvé

associer (v) (relation) aan elkaar schakelen (v) (relation)
associer (v) (relation) associëren (v) (relation)
associer (v) (idée) koppelen (v) (idée)
associer (v) (idée) verbinden (n) (v) (idée)
associer (v) (relation) koppelen (v) (relation)
associer (v) (idée) aan elkaar schakelen (v) (idée)
associer (v) (relation) verbinden (n) (v) (relation)
associer (v) (idée) associëren (v) (idée)
Associer exemples12 exemples trouvés
s'associer zich verenigen
s'associer zich aaneensluiten
s'associer fusioneren
s'associer à toetreden tot
s'associer à meevoelen met
s'associer à sympathiseren met
s'associer à toetreden
s'associer à zich aansluiten bij
s'associer à lid worden van
s'associer à gaan bij
s'associer à zich aansluiten
s'associer à lid worden
Traduire Associer en d'autres langues
Traduire associer en Anglais
Traduire associer en Allemand
Traduire associer en Italien
Traduire associer en Espagnol
Traduire associer en Portugais
Traduire associer en Slovène
Traduire associer en Polonais
Traduire associer en Tchèque