Assigner — Français Néerlandais traduction20 traductions trouvé

assigner (v) (allouer) adjudiceren (v) (allouer)
assigner (v) (allouer) toebedelen (v) (allouer)
assigner (v) (droit) dagen (v) (droit)
assigner (v) (attribuer) toeschrijven (v) (attribuer)
assigner (v) (attribuer) toekennen aan (v) (attribuer)
assigner (v) (attribuer) toebedelen (v) (attribuer)
assigner (v) (droit) toekennen (v) (droit)
assigner (v) (droit) toebedelen (v) (droit)
assigner (v) (droit) dagvaarden (v) (droit)
assigner (v) (droit) toekennen aan (v) (droit)
assigner (v) (attribuer) toewijzen (v) (attribuer)
assigner (v) (droit) toeschrijven (v) (droit)
assigner (v) (droit) adjudiceren (v) (droit)
assigner (v) (allouer) toewijzen (v) (allouer)
assigner (v) (allouer) toekennen (v) (allouer)
assigner (v) (droit) toewijzen (v) (droit)
assigner (v) (allouer) toeschrijven (v) (allouer)
assigner (v) (attribuer) toekennen (v) (attribuer)
assigner (v) (attribuer) adjudiceren (v) (attribuer)
assigner (v) (allouer) toekennen aan (v) (allouer)
Traduire Assigner en d'autres langues
Traduire assigner en Anglais
Traduire assigner en Allemand
Traduire assigner en Italien
Traduire assigner en Espagnol
Traduire assigner en Portugais
Traduire assigner en Slovène
Traduire assigner en Polonais
Traduire assigner en Tchèque