assembler
(v)
(construction)
|
samenvoegen
(v)
(construction)
|
aient assemblé
aies assemblé
assemble
|
samengevoegd
voegt samen
voegen samen
voegden samen
voegde samen
|
assembler
(v)
(gens)
|
bijeenkomen
(v)
(gens)
|
aient assemblé
aies assemblé
assemble
|
bijeengekomen
komen bijeen
komt bijeen
kwam bijeen
kwamen bijeen
|
assembler
(v)
(traitement de l'information)
|
assembleren
(v)
(traitement de l'information)
|
aient assemblé
aies assemblé
assemble
|
geassembleerd
assembleren
assembleert
assembleerden
assembleerde
|
assembler
(v)
(technique)
|
monteren
(v)
(technique)
|
aient assemblé
aies assemblé
assemble
|
gemonteerd
monteert
monteren
monteerden
monteerde
|
assembler
(v)
(construction)
|
in elkaar timmeren
(v)
(construction)
|
assembler
(v)
(ramasser)
|
samenbrengen
(v)
(ramasser)
|
aient assemblé
aies assemblé
assemble
|
samengebracht
brengen samen
brengt samen
brachten samen
bracht samen
|
assembler
(v)
(construction)
|
assembleren
(v)
(construction)
|
aient assemblé
aies assemblé
assemble
|
geassembleerd
assembleren
assembleert
assembleerden
assembleerde
|
assembler
(v)
(dictionnaire)
|
samenstellen
(v)
(dictionnaire)
|
aient assemblé
aies assemblé
assemble
|
samengesteld
stellen samen
stelt samen
stelde samen
stelden samen
|
assembler
(v)
(gens)
|
samenkomen
(v)
(gens)
|
aient assemblé
aies assemblé
assemble
|
samengekomen
komt samen
komen samen
kwamen samen
kwam samen
|
assembler
(v)
(gens)
|
verzamelen
(v)
(gens)
|
aient assemblé
aies assemblé
assemble
|
verzameld
verzamelen
verzamelt
verzamelde
verzamelden
|
assembler
(v)
(technique)
|
in elkaar timmeren
(v)
(technique)
|
assembler
(v)
(construction)
|
in elkaar zetten
(v)
(construction)
|
assembler
(v)
(ramasser)
|
zich verzamelen
(v)
(ramasser)
|
assembler
(v)
(dictionnaire)
|
compileren
(v)
(dictionnaire)
|
aient assemblé
aies assemblé
assemble
|
gecompileerd
compileren
compileert
compileerden
compileerde
|
assembler
(v)
(gens)
|
zich verzamelen
(v)
(gens)
|
assembler
(v)
(gens)
|
samenbrengen
(v)
(gens)
|
aient assemblé
aies assemblé
assemble
|
samengebracht
brengen samen
brengt samen
brachten samen
bracht samen
|
assembler
(v)
(technique)
|
in elkaar zetten
(v)
(technique)
|
assembler
(v)
(technique)
|
samenvoegen
(v)
(technique)
|
aient assemblé
aies assemblé
assemble
|
samengevoegd
voegt samen
voegen samen
voegden samen
voegde samen
|
assembler
(v)
(ramasser)
|
samenkomen
(v)
(ramasser)
|
aient assemblé
aies assemblé
assemble
|
samengekomen
komt samen
komen samen
kwamen samen
kwam samen
|
assembler
(v)
(technique)
|
assembleren
(v)
(technique)
|
aient assemblé
aies assemblé
assemble
|
geassembleerd
assembleren
assembleert
assembleerden
assembleerde
|
assembler
(v)
(ramasser)
|
bijeenkomen
(v)
(ramasser)
|
aient assemblé
aies assemblé
assemble
|
bijeengekomen
komen bijeen
komt bijeen
kwam bijeen
kwamen bijeen
|
assembler
(v)
(ramasser)
|
verzamelen
(v)
(ramasser)
|
aient assemblé
aies assemblé
assemble
|
verzameld
verzamelen
verzamelt
verzamelde
verzamelden
|
assembler
(v)
(construction)
|
monteren
(v)
(construction)
|
aient assemblé
aies assemblé
assemble
|
gemonteerd
monteert
monteren
monteerden
monteerde
|