amener
(v)
(causer)
|
met zich meebrengen
(v)
(causer)
|
amener
(v)
(causer)
|
voortbrengen
(v)
(causer)
|
aient amené
aies amené
amène
|
voortgebracht
brengen voort
brengt voort
brachten voort
bracht voort
|
amener
(v)
(causer)
|
teweegbrengen
(v)
(causer)
|
aient amené
aies amené
amène
|
teweeggebracht
brengen teweeg
brengt teweeg
bracht teweeg
brachten teweeg
|
amener
(v)
(contribuer)
|
bevorderen
(v)
(contribuer)
|
aient amené
aies amené
amène
|
bevorderd
bevorderen
bevordert
bevorderden
bevorderde
|
amener
(v)
(filet de pêche)
|
binnenhalen
(v)
(filet de pêche)
|
aient amené
aies amené
amène
|
binnengehaald
haalt binnen
halen binnen
haalde binnen
haalden binnen
|
amener
(v)
(contribuer)
|
leiden tot
(v)
(contribuer)
|
amener
(v)
(contribuer)
|
bijdragen tot
(v)
(contribuer)
|
amener
(v)
(personne)
|
brengen
(v)
(personne)
|
aient amené
aies amené
amène
|
gebracht
brengt
brengen
brachten
bracht
|
amener
(v)
(causer)
|
bewerkstelligen
(v)
(causer)
|
aient amené
aies amené
amène
|
bewerkstelligd
bewerkstelligen
bewerkstelligt
bewerkstelligde
bewerkstelligden
|
amener
(v)
(causer)
|
veroorzaken
(v)
(causer)
|
aient amené
aies amené
amène
|
veroorzaakt
veroorzaken
veroorzaakt
veroorzaakten
veroorzaakte
|
amener
(v)
(personne)
|
meebrengen
(v)
(personne)
|
aient amené
aies amené
amène
|
meegebracht
brengt mee
brengen mee
brachten mee
bracht mee
|