affecter (v) (effet) | van invloed zijn op (v) (effet) |
affecter (v) (émotion) | een indruk maken op (v) (émotion) |
affecter (v) (prétendre) | voorgeven (v) (prétendre) |
affecter (v) (influencer) | beïnvloeden (v) (influencer) |
affecter (v) (effet) | determineren (v) (effet) |
affecter (v) (prétendre) | voorwenden (n) (v) (prétendre) |
affecter (v) (concerner) | aanbelangen (v) (concerner) |
affecter (v) (effet) | beïnvloeden (v) (effet) |
affecter (v) (influencer) | een invloed hebben op (v) (influencer) |
affecter (v) (influencer) | determineren (v) (influencer) |
affecter (v) (influencer) | bepalen (v) (influencer) |
affecter (v) (effet) | een invloed hebben op (v) (effet) |
affecter (v) (prétendre) | affecteren (v) (prétendre) |
affecter (v) (concerner) | aangaan (v) (concerner) |
affecter (v) (influencer) | van invloed zijn op (v) (influencer) |
affecter (v) (déterminer) | een invloed hebben op (v) (déterminer) |
affecter (v) (déterminer) | bepalen (v) (déterminer) |
affecter (v) (allouer) | toekennen (v) (allouer) |
affecter (v) (déterminer) | beïnvloeden (v) (déterminer) |
affecter (v) (concerner) | van belang zijn voor (v) (concerner) |
affecter (v) (allouer) | toebedelen (v) (allouer) |
affecter (v) (déterminer) | van invloed zijn op (v) (déterminer) |
affecter (v) (effet) | bepalen (v) (effet) |
affecter (v) (déterminer) | determineren (v) (déterminer) |
affecter (v) (allouer) | toewijzen (v) (allouer) |