accumuler
(v)
(gens)
|
accumuleren
(v)
(gens)
|
aient accumulé
aies accumulé
accumule
|
geaccumuleerd
accumuleren
accumuleert
accumuleerden
accumuleerde
|
accumuler
(v)
(provision)
|
accumuleren
(v)
(provision)
|
aient accumulé
aies accumulé
accumule
|
geaccumuleerd
accumuleren
accumuleert
accumuleerden
accumuleerde
|
accumuler
(v)
(gens)
|
samenkomen
(v)
(gens)
|
aient accumulé
aies accumulé
accumule
|
samengekomen
komt samen
komen samen
kwamen samen
kwam samen
|
accumuler
(v)
(assembler)
|
samenbrengen
(v)
(assembler)
|
aient accumulé
aies accumulé
accumule
|
samengebracht
brengen samen
brengt samen
brachten samen
bracht samen
|
accumuler
(v)
(assembler)
|
samenkomen
(v)
(assembler)
|
aient accumulé
aies accumulé
accumule
|
samengekomen
komt samen
komen samen
kwamen samen
kwam samen
|
accumuler
(v)
(amasser)
|
opstapelen
(v)
(amasser)
|
aient accumulé
aies accumulé
accumule
|
opgestapeld
stapelen op
stapelt op
stapelden op
stapelde op
|
accumuler
(v)
(amasser)
|
zich verzamelen
(v)
(amasser)
|
accumuler
(v)
(gens)
|
opstapelen
(v)
(gens)
|
aient accumulé
aies accumulé
accumule
|
opgestapeld
stapelen op
stapelt op
stapelden op
stapelde op
|
accumuler
(v)
(provision)
|
verzamelen
(v)
(provision)
|
aient accumulé
aies accumulé
accumule
|
verzameld
verzamelen
verzamelt
verzamelde
verzamelden
|
accumuler
(v)
(gens)
|
zich verzamelen
(v)
(gens)
|
accumuler
(v)
(assembler)
|
verzamelen
(v)
(assembler)
|
aient accumulé
aies accumulé
accumule
|
verzameld
verzamelen
verzamelt
verzamelde
verzamelden
|
accumuler
(v)
(assembler)
|
zich verzamelen
(v)
(assembler)
|
accumuler
(v)
(amasser)
|
verzamelen
(v)
(amasser)
|
aient accumulé
aies accumulé
accumule
|
verzameld
verzamelen
verzamelt
verzamelde
verzamelden
|
accumuler
(v)
(provision)
|
voorraden aanleggen van
(v)
(provision)
|
accumuler
(v)
(gens)
|
samenbrengen
(v)
(gens)
|
aient accumulé
aies accumulé
accumule
|
samengebracht
brengen samen
brengt samen
brachten samen
bracht samen
|
accumuler
(v)
(assembler)
|
opstapelen
(v)
(assembler)
|
aient accumulé
aies accumulé
accumule
|
opgestapeld
stapelen op
stapelt op
stapelden op
stapelde op
|
accumuler
(v)
(amasser)
|
accumuleren
(v)
(amasser)
|
aient accumulé
aies accumulé
accumule
|
geaccumuleerd
accumuleren
accumuleert
accumuleerden
accumuleerde
|
accumuler
(v)
(assembler)
|
bijeenkomen
(v)
(assembler)
|
aient accumulé
aies accumulé
accumule
|
bijeengekomen
komen bijeen
komt bijeen
kwam bijeen
kwamen bijeen
|
accumuler
(v)
(amasser)
|
bijeenkomen
(v)
(amasser)
|
aient accumulé
aies accumulé
accumule
|
bijeengekomen
komen bijeen
komt bijeen
kwam bijeen
kwamen bijeen
|
accumuler
(v)
(amasser)
|
samenbrengen
(v)
(amasser)
|
aient accumulé
aies accumulé
accumule
|
samengebracht
brengen samen
brengt samen
brachten samen
bracht samen
|
accumuler
(v)
(amasser)
|
voorraden aanleggen van
(v)
(amasser)
|
accumuler
(v)
(gens)
|
bijeenkomen
(v)
(gens)
|
aient accumulé
aies accumulé
accumule
|
bijeengekomen
komen bijeen
komt bijeen
kwam bijeen
kwamen bijeen
|
accumuler
(v)
(gens)
|
verzamelen
(v)
(gens)
|
aient accumulé
aies accumulé
accumule
|
verzameld
verzamelen
verzamelt
verzamelde
verzamelden
|
accumuler
(v)
(assembler)
|
accumuleren
(v)
(assembler)
|
aient accumulé
aies accumulé
accumule
|
geaccumuleerd
accumuleren
accumuleert
accumuleerden
accumuleerde
|
accumuler
(v)
(provision)
|
opstapelen
(v)
(provision)
|
aient accumulé
aies accumulé
accumule
|
opgestapeld
stapelen op
stapelt op
stapelden op
stapelde op
|
accumuler
(v)
(provision)
|
hamsteren
(v)
(provision)
|
aient accumulé
aies accumulé
accumule
|
gehamsterd
hamsteren
hamstert
hamsterde
hamsterden
|
accumuler
(v)
(amasser)
|
samenkomen
(v)
(amasser)
|
aient accumulé
aies accumulé
accumule
|
samengekomen
komt samen
komen samen
kwamen samen
kwam samen
|